Woord op zondag
Maar...
10 September 2022 14:23
„Maar mij aangaande.”
Psalm 73:2
Eerst is er dat openingsakkoord: God is goed voor Israël, voor hen die rein van hart zijn. En dan lijkt het te scharnieren: „Maar mij aangaande…” Wat mij betreft, betekent dat. „Maar ik”, zegt een andere vertaling.
Het woordje ”maar” maakt duidelijk dat er een tegenstelling is. Tussen die reinen van hart en Asaf misschien? Bedoelt hij hier dat hij niet bij die reinen van hart hoort door zijn twijfel aan de regering van God? Wat mij betreft: mijn voeten waren bijna uitgeweken, mijn treden bijna uitgegleden. Hij blijft maar met die waaromvraag zitten. Maar is hij daarom ook een goddeloze?
Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl