André Knevel: hier de Canadees, daar de ”young Dutch organist”
Al meer dan veertig jaar pendelt organist André Knevel (72) tussen Canada en Nederland. Dáár vond hij de liefde, híér bevinden zich de mooiste orgels ter wereld. „Het orgel in Dordt is zo verschrikkelijk mooi.”
Sinds vele jaren bivakkeren André en Willi Knevel tijdens hun zomertournee in Wellseind, vlak bij Zaltbommel. Dat is niet zomaar. Hier werd Willi Sterk in 1952 geboren. Niet dat ze daar nog veel van weet: al na een paar jaar emigreerden haar ouders naar Canada. Maar familie woont altijd nog op de plek van toen; zodoende kunnen ze hier een huisje huren.
Zij heeft duidelijk moeite met het Nederlands. Als het even kan, schakelt ze het liefst op het Engels over. Ook hij moet soms naar het juiste Nederlandse woord zoeken. Ze wonen dan ook al sinds 1975 in St. Catharines, in de Canadese provincie Ontario.
Hoe een Hollandse jongen uit het Gooi –André groeide op in Bussum– in Canada terechtkomt? Hij ging begin jaren 70 drie weken op vakantie naar vrienden van zijn ouders die naar Canada waren geëmigreerd. Dat was de familie Sterk, waar dochter Willi rondliep. Hij, lachend: „Ze bleef maar achter me aanlopen.” Zij, quasiverontwaardigd: „Dat zegt hij nu altijd. Maar het was helemaal niet zo.” In ieder geval, Willi werd André te sterk: de twee trouwden en vestigden zich ginds, vlak bij de Niagarawatervallen.
Veelbelovend
Knevel was begin jaren 70 in Nederland een veelbelovende organist, zo blijkt uit wat de twee vertellen. Bijvoorbeeld over de Landelijke Orgeldagen die maandblad De Orgelvriend destijds organiseerde. ’s Middags was er altijd een Orgeluur voor jong talent, waar Knevel, samen met de huidige Haagse organist Ben van Oosten, de aandacht trok. „Ik viel daar wel op ja”, zegt hij droog. „Ik was een ”earcatcher”. Daar gaan we nog meer van horen, was de gedachte.” Van Oosten en hij zaten tijdens zulke dagen zelfs zo veel achter de klavieren, dat de organisatie hen weleens moest manen dat er meer mensen waren die wilden spelen…
In die tijd reed Knevel met Van Oosten en de onlangs overleden concertorganisator Pieter Baak ook naar Frankrijk, om daar de beroemde orgels van Cavaillé-Coll te bespelen. En toen Knevel in 1975 zou gaan emigreren, moest er in Bussum natuurlijk een afscheidsconcert komen, waar Van Oosten en Knevel samen het programma verzorgden.
Asma
Daar in Bussum was het zaadje van de liefde voor muziek gestrooid en ontkiemd. André –eigenlijk heet hij Andries, maar omdat zijn jongere neef, de latere EO-presentator, dezelfde naam kreeg, werd het André– noemt zijn moeder met ere. Die speelde thuis op het harmonium. „De psalmen Davids, uit haar hoofd. Dat wilde ik ook: akkoordjes leren.” En dus kroop de 6-jarige André zo vaak het kon achter het klavier.
Feike Asma was in die tijd een icoon, vertelt hij. De platen van de bekende organist werden in huize Knevel graag gedraaid. Maar ook herinnert hij zich dat er opnamen van de Brandenburgse concerten van Bach waren. „Mijn moeder vond muziek mooi. M’n vader was architect, die had er minder mee. Als je ”’t Scheepke onder Jezus’ hoede” van Jan Zwart kon spelen, was je volgens hem aardig op weg.”
André kreeg les – verschillende docenten kwamen en gingen. Op z’n 14e kwam hij bij Rutger van Mazijk in Laren terecht. Die had les van Asma gehad. „Hij kwam uit de school van Zwart en Asma, maar hij speelde alles. Ik heb veel van hem geleerd.” Tot André, zonder overleg met de docent, meedeed aan een orgelconcours en daar de tweede prijs won. „Daar was hij niet blij mee; volgens hem had ik de eerste prijs kunnen winnen als hij me begeleid had…” Het bleek einde oefening.
Moeder belde vervolgens naar Willem Hendrik Zwart, organist van de Bovenkerk in Kampen. „Laat die jongen maar komen”, zei deze. En zodoende ging André wekelijks met de trein naar Kampen. Wat hij van Zwart geleerd heeft? „We deden Mendelssohn en Bach. Het betere repertoire. Het was een mooie tijd.” Waarom hij daar dan na twee jaar weer stopte? „Ja, waarom ben ik eigenlijk weer weggegaan bij Willem Hendrik? Ik weet het eigenlijk niet goed. Misschien omdat ik in dienst moest.”
Frans
Hoe dan ook, de volgende leraar werd dr. Jan van Stokkum, organist van de rooms-katholieke Sint-Vituskerk in Bussum. „Daar ging een wereld voor me open. Het Frans-romantische repertoire op het Ademaorgel in de Vituskerk: muziek van Franck en Widor. Prachtig hoe dat daar klonk!”
In de kerk van Van Stokkum gaf Knevel in 1970 ook zijn eerste concert. Wat hij zich daarvan herinnert? „Ik was één bonk zenuwen. Dat is trouwens nooit helemaal weggegaan, maar ik heb ermee leren omgaan.” Wat er destijds op zijn programma stond komt er met moeite uit. „In ieder geval de ”Suite Gotique” van Boëllmann en het ”Cantabilé” van Franck. En waarschijnlijk iets van Jan Zwart.”
Het was de bedoeling dat Knevel naar het conservatorium zou gaan. Van Stokkum bereidde hem daarop voor. Maar toen stak de emigratie een spaak in het wiel. Jammer? „Een beetje wel. Maar in Canada kwam ik al snel bij dr. John Tuttle aan het Royal Conservatory of Music in Toronto terecht. Bij hem leerde ik weer heel ander repertoire kennen. ”Prélude et Fugue sur le nom d’Alain” van Duruflé, bijvoorbeeld. Of moderne muziek van de Tsjechische componist Petr Eben. Schitterend. Dat had ik in Nederland nooit gedaan.”
Mulder
In Nederland was Knevel vanaf zijn 18e kerkorganist geweest van de gereformeerde gemeente van Hilversum. In Canada ging hij ook weer in de kerk spelen, in de Netherlands Reformed Congregation in St. Catharines. Tegenwoordig speelt hij in de Heritage Reformed Church in deze plaats.
In Canada moest Knevel een muziekcarrière zien op te bouwen. Hij werd docent orgel en piano op scholen en had een privélespraktijk. Een orgelconcertcultuur was daar echter niet echt. Wel gingen er organisten vanuit Nederland naar Canada om met een emigrantenkoor een tournee te maken. Feike Asma deed dat bijvoorbeeld, en ook Klaas Jan Mulder. Op enig moment kreeg Knevel de vraag of híj niet als organist bij dat emigrantenkoor wilde spelen. Daar zei de organist „heel graag” ja op. Die functie werd voor hem een springplank om er in Canada als musicus tussen te komen.
In de tijd dat Klaas Jan Mulder nog naar Canada ging, zorgde het daar weleens voor verwarring dat Knevel en Mulder uiterlijk veel op elkaar leken. „Klaas logeerde dan bij ons. Het gebeurde wel dat de leden van het koor langs ons huis liepen en mij achter het raam zagen staan, terwijl ze dachten dat het Klaas was. Zwaaien natuurlijk. Tot ik Klaas vroeg naast me te komen staan. Je zag de verwarring op hun gezichten.”
Of hem dat geholpen heeft, dat hij op de bekende organist leek? „Ik denk dat hij er meer ongemak van gehad heeft dan ik gemak. Klaas was voor mij een ontzettend groot voorbeeld, maar ik kon niet in zijn schaduw staan. Het is weleens nadelig geweest, als ze mij altijd maar vergeleken met hem. Klaas kon alles: van het eenvoudige Johan de Heerlied tot de grote orgelwerken: het ging allemaal perfect. Hij was een rasmusicus, en tegelijk heel bescheiden.”
Eldorado
Al in 1979 ging Knevel terug naar Nederland om een paar concerten te geven. Dat was toch wel bijzonder. Willi: „In Canada was hij ”the young Dutch organist”. Hier was hij ineens de Canadese organist.”
Het werd een traditie: sinds 1979 maakt Knevel jaarlijks een tournee door Nederland, waarbij hij inmiddels zo’n twintig à dertig concerten geeft. In grote kerken, zoals in Kampen, Dordt en Zaltbommel. Maar ook in kleinere kerken, zoals in Uddel en Haamstede. „Ik speel overal waar ze me uitnodigen.”
Nederland blijft voor Knevel een orgeleldorado. „Ik ben in Rusland geweest, in Zuid-Afrika. Ik heb in Amerika en Canada overal gespeeld. Maar hier in Nederland staan toch de orgels die me het meest inspireren. Behalve dan misschien de orgels van Cavaillé-Coll in Frankrijk.”
Gevraagd naar zijn twee favoriete instrumenten, aarzelt Knevel lang. Zaltbommel, de Laurenskerk Rotterdam, de Bovenkerk Kampen, Dordt: het zijn allemaal orgels waar hij graag komt. Als hij er echt maar twee mag noemen, worden het Kampen en Dordt. „Het orgel in Dordt is zo verschrikkelijk mooi.” Dat is dan ook de plek waar Knevel op zaterdag 10 september zijn gouden jubileum viert.
Romanticus
Knevel noemt zichzelf vooral een romanticus. Of Bach aan hem besteed is? „Ik speel zijn muziek wel, maar ik heb er niet echt een band mee.” Dat is anders met de Franse muziek van Widor en vooral Franck. „Franck is zo orkestraal, zo mooi. Zijn muziek emotioneert me. Hij moet een heel lieve man geweest zijn.”
Juist in coronatijd heeft de Canadese organist weer ontdekt hoe inspirerend het is om nieuw repertoire in te studeren. „Choral I van Franck had ik nog nooit gedaan. En ik heb me gezet aan het grote stuk van Julius Reubke over Psalm 94. In de stijl van Liszt, heel virtuoos.” Reubke heeft hij bewaard voor Dordrecht. „Dat speel je niet in Uddel.” Of zijn publiek het waardeert, zo’n stuk van meer dan twintig minuten? „Ik weet niet hoe ze reageren. Als je maar aan het begin en het eind een koraalbewerking speelt… Ik vond het gewoon leuk om te doen. En in Dordt klinkt het fantastisch.”
Knevel is 72. Naar eigen zeggen nog heel gezond. Maar of hij de komende jaren de tournee nog steeds zal blijven maken? „Het is leuk om te doen. Maar of het per se moet? Ik weet het nog niet.” Eén ding zou hij wel nog graag doen: spelen in de Notre-Dame in Parijs. Er stond een afspraak voor een concert, in juli 2020. Maar de grote brand daar gooide roet in het eten. De gedachte om in Parijs te spelen bezorgt de organist kippenvel, zegt hij. „Die gigantische kathedraal en dat immense orgel. Het zou toch wel een hoogtepunt zijn.”
Intussen tellen de Knevels hun zegeningen, ondanks gezondheidsproblemen waar Willi mee kampt. Zij: „De vijftig jaar die we van de Heere ontvangen hebben zijn zulke mooie jaren geweest.” Hij: „In Hem leven wij, bewegen wij ons en zijn wij, zegt Paulus. Dat leer je als je ouder wordt.” Geëmotioneerd: „De Heere is zo verschrikkelijk goed.”