Kerk & religie

Droefheid

29 December 2004 09:11Gewijzigd op 14 November 2020 02:03

Een mens in aanvechtingen verzucht wel eens: Ik denk dat de Heere mij niet uitverkoren heeft, maar dat ik eeuwig verdoemd zal worden. Ik voel mij zo dood, ik denk dat voor mij in eeuwigheid geen genade bereid is. Maar in die toestand openbaart zich nog iets van het geestelijk leven. Er blijft namelijk een gezicht van zijn ellende en een beklemdheid over zijn zondige staat en gemis aan geestelijk licht.Zo iemand begint te denken: het is niet de schrik om verdoemd te worden, maar wel het gemis van God en van het leven bij God dat de droefheid aanbrengt. Maar weet wel dat een zieke ziel niet over zo’n gestalte zou treuren als er geen licht, geen leven en geen geloof van binnen was. Zo iemand zou oordelen dat er geen genade is, zo kan zo’n ziel het van zichzelf ook niet geloven uit vrees van zichzelf te zullen bedriegen.

In die verbijsterde staat heeft een bekeerde ogenblikken dat hij zijn ogen droevig naar de hemel slaat, of er geen genade voor hem is. Hij ziet om en om, hij zucht en wordt soms weemoedig en smelt weg in tranen. Er komen krachtige gebeden en aanklevingen aan Jezus. Soms denkt hij wel: Ik ben gered en hij meent nu zacht voort te gaan. Doch hij keert zich nauwelijks om, of hij is weer in zijn oude staat. Zulke tussenpozen tonen dat er genade in het hart verborgen ligt, die zich vertoont als hij maar ruimte heeft.

W. à Brakel, predikant te Rotterdam (Een bemoedigende brief, 1739)

Meer over
Meditatie

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer