Column: Doe die kerkdeur toch open!
Vakantie en kerkjes hebben voor mij alles met elkaar te maken. Kom je in een vreemd stadje, dan wordt je oog toch direct getrokken naar het godshuis dat in veel gevallen nog altijd het hart van het centrum vormt? Daar wíl je toch heen?
Afgelopen zomermaanden viel het me weer op dat ik lang de enige niet ben die er zo over denkt. Sterker, in menig plaats bleek de kerk of kathedraal dé pleisterplaats bij uitstek. Vooral op warme dagen zochten jong en oud, gelovige en ongelovige hun toevlucht tot het godshuis in het hart van de stad, om daar verkoeling en verstilling te zoeken. Wat een verademing als je kon constateren dat de deur niet op slot zat maar wagenwijd openstond.
Zo ging het in de stad Luxemburg, waar de kathedraal op een warme zomermiddag voor menigeen een aangename plek van koelte en rust vormde. Zo ging het in Echternach, het oudste stadje van Luxemburg, waar de abdijkerk die de beenderen van Willibrord bewaart zo ongeveer de enige bezienswaardigheid bleek voor alle slag van toeristen. En zo ging het in Trier, waar de dom op zo’n zomerdag honderden, zo niet duizenden bezoekers een schuilplaats bood tegen zon en warmte.
En dan kom je terug in Nederland, en dan valt op dat hier zo veel kerkdeuren potdicht zitten. Alsof mensen van allerlei slag hier níét de behoefte hebben om te schuilen –en misschien wel te huilen– in een eeuwenoud godshuis. Hoe velen zullen tevergeefs gerammeld hebben aan de verweerde deuren van een prachtig kerkje? Of, als de deuren openstonden, geconfronteerd met een bordje met de entreeprijs alsnog rechtsomkeert gemaakt hebben?
Maar, ook hier zijn er die weten hoe het hoort. Tijdens een fietstocht in de Kop van Overijssel op een bloedhete dag lonkt in een voormalig Zuiderzeestadje de toren van de hervormde kerk. En warempel, een bord bij de ingang meldt: ”Kerk open”. Geen entree, geen mensen. Daar loop je dan, in een heerlijke ruimte die al aan het begin van de 17e eeuw verrees. Je snuift het interieur, bekijkt het gastenboek, en als er liedboeken blijken te liggen, klinken even later onze stemmen langs het eeuwenoude houten plafond. Bezoekers die inmiddels zijn binnengestapt kijken even verrast op, maar geven vervolgens aan dat ze dat zingen heel goed vinden passen in zo’n ruimte. En dus ga je nog even door – wie weet hoe lang het geleden is dat deze zomergasten een kerklied hoorden…
Gouden momenten zijn het, die korte kerkbezoekjes. Die gun je toch iedereen? Daarom, ieder die de sleutel van zo’n godshuis in een dorp of een stad heeft: doe toch, zo vaak en zo lang als het kan, die kerkdeur open!