Politiek

„Den Uyl legde basis voor neoliberaal beleid Van Agt”

Het kabinet-Den Uyl (1972-1977) was een linkse regeringsploeg van potverteerders. Om het noodzakelijke puin te ruimen, verscheen in 1977 gelukkig het daadkrachtige Van Agt I op het toneel. Of toch niet? Een donderdag gepresenteerde studie laat zien dat het allemaal iets genuanceerder ligt.

1 September 2022 19:38
Justitieminister De Ruiter wilde geen vijfdaagse beraadtermijn voor abortus, maar door premier Van Agt ging hij toch overstag. beeld ANP, Cor Mulder
Justitieminister De Ruiter wilde geen vijfdaagse beraadtermijn voor abortus, maar door premier Van Agt ging hij toch overstag. beeld ANP, Cor Mulder

Ooit veranderden de financieel-economische bewindslieden in Nederland ingrijpend van koers. Niet langer poogden ze de werkloosheid te bestrijden door het bestedingspatroon aan te wakkeren. In het beleid dat ze in plaats daarvan ontwikkelden, stond structurele steun aan het bedrijfsleven centraal. Loonkostenmatiging en herstel van winstgevendheid werden omarmd als de sleutels tot succes.

Maar wanneer verschoof het beleid precies van de (keynesiaanse) vraagfactoren naar de aanbodzijde van de economie? Pas in 1977, na de geslaagde machtsgreep van CDA’er Dries van Agt en Hans Wiegel (VVD)?

Mis, zegt de donderdag gepresenteerde bundel ”Grote idealen, smalle marges. Een parlementaire geschiedenis van de lange jaren zeventig (1971-1982)”. Het betreft het tiende deel in de serie Parlementaire geschiedenis van Nederland na 1945 van het Centrum voor Parlementaire Geschiedenis in Nijmegen. De onderzoekers tonen aan dat de panelen al gingen schuiven tijdens het kabinet-Biesheuvel in 1971.

De Kamer dwong toen onderzoek af, omdat het begrotingstekort (‘het gat van minister Witteveen’) maar bleef oplopen. Een commissie onder leiding van oud-minister van Financiën Vondeling vond de oorzaken. Te veel uitgaven, zoals die aan sociale zekerheid, overdrachten aan bedrijven, loonkosten, rentelasten, en onderwijs en zorg, lagen vast in wetgeving, die deels verouderd was.

Die boodschap landde, ook bij Den Uyl. Toen Nederland eind 1973 werd getroffen door de oliecrisis ging hij die eerst nog te lijf met forse stimuleringspakketten om de economie op gang te houden. Maar al in 1975, dus nog onder zijn kabinet, ging het roer om. Ook Den Uyl wendde de steven al naar het neoliberalisme. De lonen moesten gematigd, de bedrijfsrendementen via fiscale ingrepen verbeterd en met forse bezuinigingen op de collectieve sector moesten de overheidsuitgaven weer op orde worden gebracht.

Voortzetting

Hoe zit het dan met dat grote verschil tussen Den Uyl en zijn tegenpool Van Agt? Achteraf was dat er maar mondjesmaat, zet de bundel uiteen. „Het plan waarmee Van Agt de economische crisis te lijf wilde gaan – Bestek ’81 – was in grote lijnen een voortzetting van het beleid waarmee het kabinet-Den Uyl in 1975 en 1976 een aanvang had gemaakt.”

In het collectieve geheugen leeft het kabinet-Den Uyl nog altijd voort als het kabinet dat de maatschappij zou veranderen met vier baanbrekende wetten. Die werden met verve aangekondigd, maar twee daarvan, over de grondpolitiek en het eerlijker laten delen van werknemers in de bedrijfswinsten, kwamen er nooit. De andere twee, over de ondernemingsraden en de overheidsinvesteringen in bedrijven, pas nadat Van Agt die naar zijn hand had gezet.

Nadat de PvdA-ministers in mei 1982 uit het kabinet-Van Agt II waren gestapt, bleef het rompkabinet Van Agt III (CDA/D66) over. Dat had slechts als taak nieuwe verkiezingen voor te bereiden, maar vanuit de oppositie kreeg het de steun van de VVD die weer lonkte naar het pluche. Mede daardoor kon Van Agt III met een fors bezuinigingspakket de basis leggen van Lubbers I. Iets dergelijks gebeurde in 2012 opnieuw. Na het weglopen van de PVV was Rutte 1 toen pas slagvaardig in demissionaire staat, dankzij D66, ChristenUnie en GroenLinks.

Hoe het beeld van Van Agt I als het kabinet van de succesvolle puinruimers zo lang kon blijven hangen, is niet helemaal duidelijk. De bundel houdt het op een fraai staaltje beeldvorming van de VVD.

Abortuswet

„Grote idealen, smalle marges”, gaat ook in op het wetgevingsproces rond abortus (1971-1981). De wet had volgens de auteurs vooral ten doel om het abortusverkeer naar Nederland te beteugelen. Voor de confessionele partijen was dat, even los van alle bedenkingen die ze bij abortus hadden, dé steen des aanstoots, zo valt af te leiden uit Kamervragen van onder meer CHU-woordvoerder Freek Piket uit 1974: „Van heinde en ver komen vrouwen naar Nederland om zich te laten aborteren.”

Om de toestroom in te dammen, werd in het wetsontwerp van het kabinet-Van Agt 1 een verplichte vijfdaagse beraadtermijn opgenomen, al voelde CDA-justitieminister De Ruiter die de wet moest verdedigen daar weinig voor. Hij werd even apart genomen door Van Agt, waarna hij prompt overstag ging, zo ontlenen de auteurs aan de memoires van de Leidse historicus Cees Fasseur, die destijds als wetgevingsjurist bij de wet betrokken was.

Ook hier ontbreekt de ironische voetnoot niet. Na de komst van de wet nam het abortustoerisme zienderogen af, maar, zo schrijven de auteurs, met de wet zelf had dat weinig van doen. Belangrijker was dat ook omliggende landen (Frankrijk, West-Duitsland) hun abortuswetten versoepelden.

Maar goed, het leek in elk geval alsof de Nederlandse wetgever het fenomeen juridisch had beteugeld. En beeldvorming was ook toen al een hoop waard.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer