Nederland zet hulp voort aan onderzoek oorlogsmisdrijven Oekraïne
Nederland zet opnieuw zijn forensisch- en opsporingsteam in Oekraïne in om onderzoek te doen naar vermeende oorlogsmisdaden. In ieder geval dit najaar en mogelijk ook in het voor- en najaar van 2023 gaat een Nederlands team onder de vlag van het Internationaal Strafhof (ICC) onderzoek doen. Dit schrijven de ministers van Buitenlandse Zaken, Defensie en Justitie en Veiligheid aan de Tweede Kamer.
Het kabinet heeft dit besluit genomen in overleg met de Oekraïense minister van Buitenlandse Zaken en het Internationale Strafhof (ICC). Het gaat om forensische opsporing om bewijs te verzamelen dat kan helpen oorlogsmisdrijven volgens internationaal recht te bewijzen.
In mei heeft Nederland een forensisch- en opsporingsteam ingezet in Oekraïne, eveneens onder de vlag van het ICC. Het team dat dit najaar naar Oekraïne gaat, is wat samenstelling betreft vergelijkbaar met het team van mei. Het gaat om personeel van de Koninklijke Marechaussee (KMar), aangevuld met experts van andere defensieonderdelen. Mogelijk zullen ook zedenexperts en experts uit andere landen deel gaan uitmaken van het Nederlandse team.
„De inzet in Oekraïne is niet zonder risico”, schrijven de ministers. Het onderzoek vindt wel plaats in gebieden „die onder controle staan van de Oekraïense strijdkrachten en waar in beginsel geen directe confrontaties zijn met Russische militairen”. Als de situatie zodanig verslechtert dat de inzet van het team niet meer verantwoord is, kan worden besloten het terug te halen.
Bij het besluit om Nederlandse militairen in een risicovol gebied in te zetten, heeft het kabinet zwaar laten meewegen dat „Nederland inbreuken op de internationale rechtsorde niet onbestraft wil laten”.