Soortenorganisatie ziet Nederlandse flora ‘mediterraniseren’
Stijgende temperaturen en toenemende droogte geven de Nederlandse natuur steeds meer mediterrane trekjes. Terwijl soorten die hier van oudsher voorkomen het moeilijk hebben, voelen andere planten zich juist meer thuis op Nederlandse bodem, schetst FLORistisch Onderzoek Nederland (FLORON). Op de website Nature Today geeft de organisatie een overzicht van winnaars en verliezers van het opwarmende klimaat. „De één z’n dood, is de ander z’n brood”, luidt de korte samenvatting.
„In Nederland vinden steeds meer van oorsprong zuidelijke plantensoorten een plekje in de stad en de natuur”, schrijven de onderzoekers. Daaronder zijn „bescheiden ogende planten” als de kransmuur en klein fakkelgras, maar ook „meer spectaculaire orchideeën”, zoals de bijenorchis en bokkenorchis. Vreemde plantensoorten komen nog weleens in Nederland terecht via vakantiegangers die zaden ongemerkt meenemen via hun tent, kleding, auto of caravan.
Onder de planten die het moeilijk hebben met de veranderende omstandigheden zijn onder meer struikhei, beuken, grassen en bloemrijke kruiden die slecht bestand zijn tegen hitte en droogte. „Zij produceren minder nectar en leggen het uiteindelijk af.” Dat is ook slecht nieuws voor insecten die van deze soorten afhankelijk zijn. Zo kan een kaalslag plaatsvinden, vooral op plaatsen waar nieuwe soorten die beter bestand zijn tegen droogte nog niet zijn doorgedrongen.
Op plekken waar het gras afsterft, kunnen wel weer bepaalde kruiden floreren, legt FLORON uit. Bijvoorbeeld de paarse dovenetel, de grote klaproos en de zachte en kleine ooievaarsbek. Ook de rode klaver en het gewoon sint jakobskruiskruid doen het relatief goed. Deze kruidensoorten hebben het voordeel dat zij gemiddeld twintig dagen eerder bloeien dan andere planten. „Dat betekent dat zij hun kwetsbare bloeitijd al hebben gehad” voordat de ergste hitte komt.
FLORON verwacht dat de „mediterranisering” verder zal doorzetten. Daardoor kunnen gaten ontstaan in ecosystemen. De vraag is hoe daar het beste mee kan worden omgegaan. „Er wordt al veel discussie gevoerd of we deze gaten actief moeten opvullen met bijvoorbeeld planten uit zuidelijker regionen, of dat we de natuur zijn loop moeten laten hebben.”