„Redding voor velen mogelijk geweest”
Als India, Sri Lanka en Indonesië aangesloten waren geweest op een internationaal vloedgolfwaarschuwingssysteem dat in 1965 werd opgericht zouden er duizenden doden minder te betreuren zijn. Dat zegt Charles McCreery, directeur van het Pacific Tsunami Warning Center in Honolulu op Hawaï.
In 1964 werd de Amerikaanse staat Alaska getroffen door vloedgolven of tsunami’s die werden veroorzaakt door een zeebeving met een sterkte van 9,2 op de schaal van Richter. Het was de aanleiding om een waarschuwingssysteem te ontwikkelen dat bestaat uit sensoren op boeien die de bewegingen van het wateroppervlak registreren. De gegevens van deze boeien worden naar het Warning Center op Honolulu gestuurd en daar per computer verwerkt. De Stille Oceaan is seismisch een actief gebied en onderzeese bevingen of zeebevingen veroorzaken er regelmatig kleinere of grotere vloedgolven.
Het centrum in Honolulu kan via de sensoren de richting en de snelheid van vloedgolven berekenen. „Tsunami’s of vloedgolven verplaatsen zich soms met een snelheid van 960 kilometer per uur. Dat is snel, maar gezien de grote afstanden die zulke vloedgolven afleggen, is er vaak nog tijd genoeg om kustgemeenschappen te waarschuwen. India, Sri Lanka en Indonesië zijn echter niet op dit systeem aangesloten en dat heeft waarschijnlijk duizenden mensen het leven gekost”, aldus McCreery.
Alle Noord- en Zuid-Amerikaanse landen die aan de Stille Oceaan liggen, zijn op het systeem aangesloten, evenals de belangrijkste Aziatische kustlanden en Japan. India heeft zich indertijd niet bij het systeem aangesloten omdat er in de Indische Oceaan betrekkelijk weinig seismische activiteit is en men ervan uitging dat er maar een klein risico bestond op vloedgolven.
Voor Indonesië was het systeem te duur. „Voor ons is dit systeem heel belangrijk, maar wij kunnen ons de kostbare apparatuur die wij ervoor nodig hebben niet veroorloven”, aldus Budi Waluyo van het Meteorologisch en Geofysisch Agentschap in Jakarta.