Jezus aan de deur
Openbaring 3:20a
„Zie, Ik sta aan de deur en Ik klop.”
Wat een deur is, hoeven wij niet te zeggen. Iedereen weet dat het een ingang tot een huis of een vertrek is, die je open kunt doen om toegang te krijgen, of die je kunt sluiten om de toegang te weren. Ik hoef ook niemand te zeggen dat wij hier geen echte deur bedoelen of een letterlijk staan van Christus aan de deur. Nee, dit moet symbolisch opgevat worden. Een deur hoort bij een huis of een vertrek. Dat huis is hier ons hart, waarin Jezus wil zijn. Hij vraagt dus niet alleen een plaats in ons verstand.
Wat is nu de deur van dat hart? We zouden kunnen zeggen: de zintuigen, vooral het gezicht en het gehoor, waardoor Hij ingang in de ziel krijgt. Door het gezicht onder het lezen van het Woord, maar vooral door het gehoor. Paulus schreef: „zo is het geloof uit het gehoor” (Romeinen 10). Petrus zei op de Pinksterdag: „Laat mijn woorden tot uw oren ingaan” (Handelingen 2). Bovenal moet men hieronder verstaan de vermogens van de ziel: het verstand, de bekwaamheid om te oordelen, de wil en het geweten. Zo is het verstand de deur, waardoor Jezus ingaat als de ziel de gezegende Verlosser leert kennen. Zo is het oordeel de deur, als dat de weg van het heil toestemt en goedkeurt. De wil, wanneer die Jezus kiest, omhelst, toe-eigent en aanneemt.
Th. Avinck, ouderling en oefenaar te De Bilt
(”12 Practicale verhandelingen”, 1784)