Ooit was het dagelijks kerk in Veen
Titel:
”Historische Reeks Land van Heusden en Altena, deel 13”
Auteur: drs. P. E. H. M. van Dun (red.)
Uitgeverij: Historische Reeks Land van Heusden en Altena, Wijk en Aalburg, 2004
ISBN 90 80 6275 3 4
Pagina’s: 262
Prijs: € 16,50; verkrijgbaar in de regionale boekwinkels en bij J. Vos te Wijk en Aalburg, tel. 0416-695148. Najaar 1688. In het Brabantse Veen, dat dan nog bij Holland hoort, is het elke avond kerk. Wat is de reden van deze veelvuldige kerkgang? Dit wordt goed gedocumenteerd beschreven door B. van Wijk, een van de negen scribenten van het dertiende deel in de Historische Reeks Land van Heusden en Altena.
Dagelijks is er een grote toeloop en de dorpskerk zit vol met mensen, niet alleen uit Veen, maar ook uit de omliggende plaatsen. De Veense predikant Cornelius de Kranckel hoopt dat zijn gehoor niet uit nieuwsgierigheid, maar uit een hartelijke genegenheid gekomen is.
Het is het roemruchte jaar van de overtocht van stadhouder Willem III naar Engeland, wat niet lang daarna de Glorious Revolution tot gevolg heeft. Van 1665 tot 1708 (43 jaar!) staat ds. De Kranckel in Veen. De Staten van Holland roepen op 27 oktober 1688 een vasten- en bededag uit; die van Zeeland geven op 12 november bevel tot dagelijks gebed. Ook ds. De Kranckel houdt dagelijks een bidstond.
Hoe deze bidstonden vormgegeven werden, valt te achterhalen dankzij het voorwoord van ”Uytbreydinghe over het Vader Ons of het Gebedt onses Heeren”, dat op aanraden van vrienden van ds. De Kranckel werd gedrukt. Het bevat onder andere een schriftelijke weerslag van het gebed dat deze predikant op 26 november 1688 in de kerk in Veen uitspreekt en verder een uitwerking van elke afzonderlijke bede van het Onze Vader, toegepast op de tijdsomstandigheden. Opvallend daarbij zijn de speciale aandacht voor de bekering van de joden en de bede om de verlossing van de bedroefde en onderdrukte kerk in Engeland en Frankrijk.
Naar eigen zeggen heeft ds. De Kranckel gedurende geruime tijd elke avond met zijn gemeente samenkomsten gehouden, in de wetenschap dat één biddende heilige machtiger is dan ontelbaar veel strijdende zondaren. Scribent Van Wijk citeert in zijn bijdrage ook uit andere opgediepte werken van ds. De Kranckel.
Ds. G. Hamoen, auteur van ”Het begin van de Reformatie in de ring Heusden” richt in zijn bijdrage eveneens de schijnwerpers op Veen, maar dan zo’n tachtig jaar vroeger in de tijd. De bijdrage is getiteld: ”Gosuinus Johannis, een verlopen monnik in Veen”. Het tekent hoe moeizaam de Reformatie in dit grensgebied tussen Holland en het roomse Brabant totstandkwam. De bewuste monnik heeft een bagijn getrouwd en preekt in het Brabantse nog grotendeels de roomse leer, maar past zich onder andere in het gereformeerde Veen aan.
Voetius
Het is met name Gisbertus Voetius uit het naburige Heusden die later in korte tijd de Reformatie in deze regio in goede banen leidt, met name op het gebied van de levensheiliging. De eerdergenoemde ds. De Kranckel is daar een sprekend voorbeeld van.
Dr. C. de Gast gaat in op de vraag hoe het kan dat ds. Johannes Groenewegen te Werkendam zo’n ruimdenkend en patriottisch gezind predikant als opvolger krijgt, namelijk Johan Jacob Le Sage Ten Broek (1766-1769).
Zoals gebruikelijk is het niet alleen kerkgeschiedenis wat de klok slaat in dit deel van de reeks. Dr. ir. B. W. Braams (inmiddels overleden) belicht aspecten van de middeleeuwse geschiedenis van Altena en Woudrichem. Drs. J. van Belzen beschrijft de periode van bestuurlijke chaos in Andel tussen 1884 en 1886, drs. P. E. H. M. van Dun analyseert het Woudrichemse visserijoproer (1877). Verder zijn er bijdragen over onder meer het Huis van Giessen (P. van Eeten) en de burgemeesters van Werkendam (drs. H. A. G. Hellegers).