IJzeren mannen en een tedere vrouw
Titel:
”De Galvano”
Auteur: Stijn van der Loo
Uitgeverij: Querido, Amsterdam, 2004
Pagina’s: ISBN 90 214 7294 5; 93
Prijs: € 11,95. „Van voorwenders heb ik geen afkeer maar een afschuw. Sommigen hebben een geweten. Maar pas op! Ze trachten niet op te vallen. Ze zijn schrander. Zij kennen hun geschiedenis, hun historie! Maar ik zeg u: onder de gedienstigheid woekert de moordlust.” Dit citaat uit Augustinus’ ”Belijdenissen” leest Moz, hoofdpersoon in het prozadebuut van Stijn van der Loo, als hij in de spullen van zijn directeur zit te neuzen. En hij weet zich aangesproken, want hij is zo’n ”voorwender”, zo’n huichelaar.
”De Galvano” gaat over Moz, een joodse man, die zich in het interbellum in een galvaniseerfabriek in Eindhoven opwerkt van leerling-galvaniseur tot voorman. Zeker als er een nieuwe directeur aantreedt, die niets weet van galvaniseren, wordt zijn positie heel belangrijk. De fabriek is een harde wereld van denigrerende bijnamen en grove woorden. Te vaak ook van grove vloeken. In die wereld moet Moz, een tot het katholicisme bekeerde jood, het zien te redden. Het wordt er niet gemakkelijker op als de Duitsers de fabriek overnemen.
De fabriek is de ’harde’ kant van het boek. Het tegenbeeld wordt gevormd door de met ingehouden tederheid getekende Emma, Moz’ Duitse vrouw. Subtiel tekent Van der Loo het verdriet van Moz om zijn vrouw, die jong stierf: „Emma stierf op 21 mei 1931, aan leukemie. (…) Verder is er in mijn leven nooit iets van belang voorgevallen.”
Onder de gedienstigheid woekert de moordlust, schreef Augustinus. Daar weet Moz alles van. Want toen de homoseksuele commissaris van toezicht hem op zeker moment onzedelijk betastte, sloeg Moz hem in blinde woede dood. Om van het lichaam af te komen, gooide hij het in een zuurbad, waar het zuur elk spoor van verwondingen uitwiste.
„Macht bestaat alleen over de dood van een ander”, had Emma hem al eens, kort voor haar sterven, gezegd. Ze waarschuwde hem dat hij zichzelf door zijn belangrijke positie in problemen zou brengen. Ze kreeg gelijk. Moz zit er zelf wel mee. In de denkbeeldige gesprekken die hij na haar dood met haar voert, zegt hij: „Ik heb mij nooit op de voorgrond willen dringen, Emma, maar soms kun je je niet gedeisd houden. (…) Het zijn de anderen die je naar voren duwen.”
Onder de gedienstigheid woekert de moordlust. Dat blijkt ook in de macabere apotheose van het boek. Als er een Duitse inspectiecommissie komt en Moz hen samen met de directeur rondleidt, geeft hij de directeur een beker cyanide om het zuurbad ’bij te vullen’. Met de macht van de kennis over de onkunde, weet alleen Moz dat de combinatie van zuur en cyanide een dodelijk gifgas doet ontstaan. „Op het moment dat hij de cyanide in het zuur kieperde, was ik al bij de buitendeur.”
Ondanks dat die gevoelens weinig worden uitgesproken, kiert de deur van angst en wroeging regelmatig open. Als Moz de laatste keer uit de fabriek komt, passeert hij het „afdak van Maria.” Al is de madonna gevlekt en gebladderd, „toch staat ze onverzettelijk met haar zegenende handen klaar. En ze glimlacht. Op die toekomst, die ons uit een bezoedeld heden zal bevrijden en zal verschonen. Het is niet ver meer. Daarginds zijn de schoorstenen van de stad al te zien, reikhalzend boven de huizen.”
”De Galvano” is een boek van prachtige beelden, ondanks dat het leven in de fabriek heel realistisch getekend wordt. De psychologie van de ’dader’ overtuigt minder. Uiteindelijk is Van der Loo zo summier in het beschrijven van het innerlijk van Moz, dat de moord op de commissaris en de aanslag op de Duitsers toch het karakter houden van ’tussendoortjes’. Misschien waren daar meer dan 93 bladzijden voor nodig geweest.