De Amen
Openbaring 3:14
„Dit zegt de Amen, de trouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods.”
Ik hoop dat wij dit met toepassing op onszelf zo mogen inzien, dat wij erdoor bewogen worden om die ontfermende Zaligmaker niet langer aan de deur van ons hart te laten kloppen, maar dat wij de deur van onze zielen voor Hem zullen openen! Wij bidden: „Gezegende Verlosser, klop niet alleen door Uw Woord, maar ook door Uw Geest aan onze harten en open ze voor U. Amen.”
Wij beschouwen de voortreffelijke Persoon Die hier spreekt: „Ik.” Het is waar dat Hij Zich in onze tekst „Ik” noemt. De dierbare Heiland heeft Zijn Persoon in het veertiende vers op een verheven wijze beschreven. Daar beschreef Hij Zich als de Amen, de getrouwe en waarachtige Getuige, het Begin der schepping Gods. Aan deze verheven namen zullen we zeker onze aandacht schenken. Hij noemt Zich de „Amen”, Die de Waarheid Zelf is, Die amen zegt op de gehele wil en het welbehagen van de Vader. Op Zijn woorden zegt heel de Kerk amen. Elke gelovige zegt tot Hem bij het eerbiedig aannemen van Zijn beloften: „Amen, Heere, mij geschiede naar Uw Woord.” Hij Die Zich hier de Amen noemt, is het in Wie alle beloften ja en amen zijn, Gode tot heerlijkheid (2 Korinthe 1:20), en Die Zijn woorden geen ja en neen, maar ja en amen maken zal (2 Korinthe 1:18).
Th. Avinck, ouderling en oefenaar te De Bilt
(”12 Practicale verhandelingen”, 1784)