E. zei in juni in een telefoontje aan RTV Noord-Holland dat Verdonk binnen twee weken moest terugkomen op haar integratiebeleid, anders zou zij daarvan de gevolgen merken. Hij refereerde daarbij aan de moord op Pim Fortuyn.

Het openbaar ministerie had drie jaar gevangenisstraf geëist, waarvan een jaar voorwaardelijk. Volgens de rechtbank was de bedreiging van E. een poging het regeringsbeleid te beïnvloeden en daarmee een aanval op kabinet en samenleving. Door de actie van E. bestaat de kans dat Verdonk en de regering niet meer vrij en onbelemmerd hun plicht kunnen vervullen, oordeelde de rechter.

Daarmee doelde hij op artikel 95a van het Wetboek van Strafrecht, dat bij hoge uitzondering wordt gebruikt in strafzaken. Voorzover bekend gebeurde dit voor het laatst in 2001 in een zaak tegen twee Molukse activisten. De verdenking tegen dit duo was onder meer gebaseerd op dit artikel, maar voordat de rechtszaak begon liet het OM deze aanklacht vallen.

E. had op 17 juni telefonisch contact opgenomen met RTV voor een interview. Hij zei te bellen namens actiegroep Section Eight en eiste ook de verantwoordelijkheid op van een actie een dag eerder, toen Verdonk tijdens een bezoek aan Amsterdam met ketchup werd besmeurd. De betrokkenen van deze actie hebben zich meteen gedistantieerd van E. Tijdens de zitting wilde E. niet ingaan op de actiegroep Section Eight.

Advocaat F. Donze vond de uitspraak teleurstellend. Volgens de raadsman was er geen sprake van een voltooide bedreiging, omdat Verdonk de bedreiging pas ter ore kwam nadat E. was aangehouden en de officier van justitie het interview aan haar had laten horen. Donze gaat „vrijwel zeker” in hoger beroep.