Karzai won op 9 oktober de eerste democratische presidentsverkiezingen in de Afghaanse geschiedenis. Daarvoor was hij drie jaar lang interim-president, na de val van het fundamentalistische Taliban-regime in 2001.

Volgens politieke bronnen in Kabul zijn twee leidende figuren van de Noordelijke Alliantie, een groep krijgsheren die de Verenigde Staten in 2001 hielpen de Taliban te verdrijven, uit de regering verdwenen. Het zou gaan om voormalig minister van Defensie Mohammed Qasim Fahim en oud-minister van Onderwijs Yunus Qanuni. Beide zijn etnische Tadzjieken.

Alleen krijgsheer Ismail Khan, die in september werd ontslagen als gouverneur van de provincie Herat, krijgt wel een plaats in de nieuwe regering. Hij blijft minister van Energie.

Op de strategische posten Binnenlandse Zaken en Defensie heeft Karzai naar verluidt zijn vertrouwelingen Ahmad Ali Jalali en Abdul Rahim Wardak benoemd. Beide behoren, net als Karzai, tot de Pashtun, de grootste bevolkingsgroep in Afghanistan. Deze groep maakt van oudsher de dienst uit in het land en vormde ook de machtsbasis van de Taliban.

De kinderarts Masuda Jalal, de enige vrouwelijk opponent van Karzai bij de presidentsverkiezingen in oktober, wordt minister van Vrouwenzaken. De Tadzjiek Abdullah Abdullah blijft minister van Buitenlandse Zaken. Gouverneur van de centrale bank Anwar ul-Haq Ahadi wordt minister van Financiën.

De regering moet nog de officiële goedkeuring krijgen van het nieuwe parlement. Dat wordt naar verwachting volgend jaar mei gekozen.