„Mensen in school Nr. 1 wensten hetzelfde als moordenaar aan het kruis”
Hij heeft geworsteld met de vraag naar het waarom van het bloedbad, erkent ds. Pjotr Lunitsjkin (42). „Een antwoord heb ik niet. Maar ik denk dat God de ramp toeliet opdat de mensen dichter bij Hem zouden gaan leven. En nu zijn er misschien wel meer mensen gered dan zonder het drama het geval zou zijn geweest.”
Zondagochtend. Van alle kanten stromen leden van de baptistengemeente in Beslan naar een houten gebouw, dat dienstdoet als kerk. Het merendeel van de kerkgangers bestaat uit vrouwen op leeftijd. Uit de verweerde gezichten onder de kleurrijke hoofddoeken spreekt de dagelijkse strijd om een pover bestaan. De onderlinge liefde lijkt er niet onder te lijden. Gemeenteleden begroeten elkaar met een omhelzing, waaraan ook vreemden niet altijd ontsnappen.
Vaste voorganger van de gemeente is ds. Sergei Totiev. Preken doet hij sinds begin september echter niet meer. Bij de gijzeling in school Nr. 1 verloor hij twee kinderen. Een derde kind ligt met ernstig oogletsel in een Amerikaans ziekenhuis. Ds. Totiev heeft het „ontzettend moeilijk”, weet zijn ambtsbroeder Lunitsjkin, en is nog niet in staat zijn taak als predikant weer op te nemen.
Nadat de dienst is begonnen met gebed, zingen de gemeenteleden een paar liederen. Het melancholische gezang wordt op de piano begeleid door een van de dochters van ds. Totiev. Na afloop knielt een oudere vrouw voor de presbyter neer en belijdt huilend haar zonden. Zij is voor het eerst in de kerk en erkent op die manier haar schuld. Velen in de kerk huilen met haar mee.
Tijdens de dienst voeren verschillende mannen het woord. Als eerste bedient ds. Lunitsjkin het Woord. Hoewel hij niet op het rooster stond, is hij meteen gevraagd toen een oudste hem voor aanvang van de dienst zag binnenkomen. Ds. Lunitsjkin preekt naar aanleiding van 2 Timótheüs 1. Hij roept zijn gehoor ertoe op zich niet voor het Evangelie te schamen. „Als de wereld zich niet schaamt voor drugs- en alcoholgebruik en het homohuwelijk, hoeven christenen zich zeker niet te schamen voor de blijde boodschap.”
Met geen woord rept ds. Lunitsjkin over de eerste septemberdagen. „Ik hoef de mensen daar niet telkens aan te herinneren. De kerk is er om mensen te troosten, niet om hen aan het huilen te maken”, verklaart hij later.
Een Amerikaanse missionaris, die na Lunitsjkin een stichtelijk woord spreekt, denkt daar blijkbaar iets anders over. Naar aanleiding van Romeinen 9 wijst hij de gemeente op het „geestelijke principe” dat „het leven uit de dood ontstaat”, waarbij hij de ramp in school Nr.1 weer volop voor het voetlicht brengt. Tevens brengt hij de groeten over van een gemeente in Jeruzalem en overhandigt hij een gift van 9000 dollar voor het oprichten van een zondagsschool.
Na de viering van het heilig avondmaal voert opnieuw een aantal mensen het woord. Vervolgens wordt aan verschillende nieuwe leden van de gemeente een Bijbel uitgereikt.
Na afloop van de dienst spoedt ds. Lunitsjkin zich naar de auto voor een dienst in zijn eigen gemeente, de Evangelisch-Christelijke Kerk Nadezjda (Hoop) in Vladikavkaz. De sfeer daar is merkbaar anders. Het publiek is jonger en de liturgie moderner. Voor in de kerk hangt een groot scherm met daarop camerabeelden van afwisselend de predikant en het koor.
„De gemeente in Beslan is conservatiever”, verklaart ds. Lunitsjkin naderhand in het pand van de Noord-Ossetische Missie Christelijke Barmhartigheid (NOMCC), de plaatselijke humanitaire hulporganisatie waarvan hij het hoofd is. „Langzaam probeer ik in Beslan wat vernieuwingen door te voeren om meer jongeren bij de kerk te betrekken.” Volgens de predikant van Vladikavkaz is zijn ambtsgenoot in Beslan wat traditioneler ingesteld, hoewel ds. Lunitsjkin zegt in theologisch opzicht met hem op één lijn te zitten.
De zondag na afloop van de gijzeling ging ds. Lunitsjkin in de gemeente van Beslan voor. Tekst voor de prediking was Jeremía 33:3: „Roep tot Mij, en ik zal u antwoorden, en Ik zal u bekend maken grote en vaste dingen, die gij niet weet.” In zijn preek stond ds. Lunitsjkin stil bij de verwoesting van Jeruzalem. „Ik had het er erg moeilijk mee”, vertelt de predikant. „Mijn kinderen hadden niet geleden en ik had geen antwoord op het waarom.”
Voorafgaande aan de dienst was ds. Lunitsjkin bij collega Totiev langs geweest. „Hij had geen vragen aan God, eerder aan zichzelf. Is de kerk wel genoeg werkzaam? Hebben we niet te weinig gebeden, bijvoorbeeld voor het Tsjetsjeense volk? Hoe minder er van ons uitgaat, hoe meer rampen ons staan te wachten. Totiev zag ook een lichtpuntje: door de tragedie zijn we beter in staat anderen, die God nog niet kennen, troost te bieden.”
Tijdens de dienst van 5 september was het erg onrustig in de kerk. Gemeenteleden vroegen hardop waarom hun kinderen waren omgekomen terwijl ze in de gymzaal God hadden aangeroepen. „Leerlingen van de zondagsschool hadden immers gebeden op papier gezet en doorgegeven aan anderen, die vervolgens ook waren gaan bidden en zingen”, licht ds. Lunitsjkin toe. „Op televisie vertelde een ontsnapt meisje dat de mensen binnen voortdurend tot Christus hadden gebeden.”
Als antwoord hield de predikant de kerkgangers voor dat ze niet hoeven te twijfelen aan de zaligheid van hun omgekomen dierbaren. „God heeft hen gered. Daarvan ben ik overtuigd. God houdt veel meer van hen dan ik. En als ik al wil dat ze allemaal behouden zijn, dan geldt dat des temeer voor Hem. Vergelijk het met de moordenaar aan het kruis. De mensen in de gymzaal hadden dezelfde wens.”
Ds. Lunitsjkin rekent zich niet tot degenen die zeggen dat God Beslan heeft gestraft, bijvoorbeeld vanwege de wodkafabriek in de buurt. „God is geen agent met een knuppel. De God die ik ken, houdt van mensen.” Juist vanwege de tragische afloop zijn er waarschijnlijk meer mensen gered dan anders het geval was geweest, meent de predikant. „Was het drama goed afgelopen, dan hadden de mensen de regering bedankt, het glas geheven en God vergeten. Door het lijden spreekt God tot mensen. Met degenen die opstandig zijn, is God volop in gesprek.”
De slachtoffers van school Nr. 1 kunnen rekenen op de hulp van de in 1980 opgerichte NOMCC. Aangezien psychologische hulpverlening van groot belang is, wil ds. Lunitsjkin voor dit doel een speciaal centrum, het Dom Mir (Huis voor de Vrede), oprichten. De ervaringen die de organisatie al heeft opgedaan met getraumatiseerde kinderen uit Tsjetsjenië wil de predikant verder uitbreiden en aanwenden voor de kinderen van Beslan.
„Psychologen worden in Rusland in één adem genoemd met psychiaters en daar wordt iemand pas naartoe gebracht als hij zichtbaar is doorgedraaid”, vertelt Bert Dokter, regiomanager voor het Gemenebest van Onafhankelijke Staten, die de plannen namens de Nederlandse hulporganisatie Dorcas volop steunt. „De bedoeling van het centrum is dat kinderen hun trauma’s verwerken door zich te uiten, te praten en deel te nemen aan allerlei activiteiten.”
Ds. Lunitsjkin wacht intussen niet lijdelijk totdat de vereiste 500.000 euro voor Dom Mir binnen is. „Nu al zijn de 704 kinderen die het drama overleefden, verdeeld over meerdere mensen in de kerk. Die blijven de slachtoffers de komende tijd met zekere regelmaat opzoeken.”
Dit is het derde en laatste artikel in een serie over de verwerking van het gijzelingsdrama in Beslan. De vorige afleveringen verschenen op 18 en 21 december.