Kok (PvdA) deed dat nog meer dan zijn CDA-voorganger Lubbers. Het NIOD stelt dat „Kok evenmin als Lubbers zwaar inzette op zijn regiefunctie” in het Srebrenica-dossier.

De onderzoekers constateren dat er na de uitzending in 1994 ook weinig reden voor eerst Lubbers en later Kok was om een zwaar actieve rol te spelen. Maar zelfs ten tijde van de val van Srebrenica was het vooral minister Voorhoeve (Defensie) die het beleid ten aanzien van Srebrenica in handen had, aldus het NIOD.

Volgens NIOD-directeur Blom is de rol van de premier in Nederland niet sterk. Die komt pas aan bod als ministers melden dat het niet goed gaat. Kok zag geen aanleiding om in actie te komen, meent Blom. De premier was wel zeer persoonlijk betrokken bij de oorlog in Bosnië. „Dat merkte je heel duidelijk”, aldus Blom. „Hij wilde meepraten, maar het uitvoerende beleid, het echte werk, liet hij over aan Voorhoeve.”

VVD-bewindsman Voorhoeve speelde ook een duidelijk prominentere rol dan minister Van Mierlo (D66) van Buitenlandse Zaken. Deze gaf Voorhoeve ook de ruimte. Van Mierlo was volgens het NIOD in het Joegoslavië-dossier ook minder bereid een voortrekkersrol te spelen dan zijn CDA-voorgangers Van den Broek en Kooijmans.