Wie stinkt er? eNose pikt overlastgever er zo uit
Een netwerk van elektronische snuffelaars pikt bedrijven die stank veroorzaken er zo uit. Ook ‘zien’ ze of stankveroorzakers de overlast met succes hebben aangepakt. eNoses zouden zelfs helpend kunnen zijn in de stikstofdiscussie.
In Nederland houdt de overheid, onder andere het Rijksinstituut voor Volksgezondheid en Milieu (RIVM), met bijna honderd geijkte meetinstrumenten de luchtkwaliteit in de gaten. De meeste staan in de Rotterdamse en Amsterdamse havens en bij chemieparken. Ze meten onder meer stikstofoxiden, fijnstof en ozon.
„Zo gebeurt dat wereldwijd. Het zijn de klassieke stoffen om de luchtkwaliteit te bepalen”, verklaart Simon Bootsma, directeur-eigenaar van Comon Invent uit Delft. „Tijdens heel warm weer, wanneer er veel stikstofoxiden en ozon in de lucht zit, zie je smogconcentraties pieken.”
Het landelijke meetnet houdt in de gaten of de concentraties van chemische stoffen de norm niet overschrijden, maar niet of mensen er hinder van ervaren. „Plekken waar mensen last van dergelijke stoffen kunnen hebben, zijn bijvoorbeeld bij Tata Steel in IJmuiden, een ontgassend schip in de haven, een restaurant of een veehouderij”, weet Bootsma.
Het landelijke meetnet registreert slechts of de lucht gezond of ongezond is. Niet wie of wat de bron van de geurhinder kan zijn geweest. Daar komt het bedrijf van Bootsma om de hoek kijken. Hij ontwikkelde de eNose, een elektronische snuffelneus.
Rotte-eierenlucht
Zo’n eNose bevat een aantal sensoren die reageren op stofjes in de lucht die gemakkelijk een chemische reactie aangaan met zuurstof. Bootsma: „Dat betreft vrijwel alle geurende stoffen, maar ook geurloze stoffen zoals methaan en koolmonoxide.” Een eNose is gevoeliger voor ammoniak dan de menselijke neus, maar een mens ruikt waterstofsulfide, de rotte-eierenlucht, weer sneller dan een elektronische neus.
Comon Invent traint de ‘neuzen’ gaandeweg door ze te voeden met gegevens. Een ongebruikelijke uitstoot van een stof die leidde tot overlast laat een bepaald patroon zien. Het uitleesprogramma slaat dat op via machine learning. Zodra de eNose hetzelfde patroon elders opnieuw tegenkomt, zal het uitleesprogramma dat herkennen als abnormale uitstoot van die specifieke stoffen. De neuzen kunnen zo patronen van wel 20.000 combinaties van vluchtige stoffen herkennen. Ze kunnen zelfs ruiken aan het geurpatroon van een slachterij of die schapen, kalveren of volwassen runderen slacht.
Comon Invent heeft de eNoses ook getraind buiten de industriële omgeving, bij onder meer horeca en boerenbedrijven. Bootsma: „Zo proberen we te achterhalen welke geuren leiden tot overlast. En welke activiteit de oorzaak is van de hinder.”
Vervolgens plaatst hij de ‘neuzen’ in een fijnmazig netwerk. „Met de bekende windrichting en klassieke driehoeksmeting kunnen we nagaan wie de bron van overlast is geweest. Sommige gebieden monitoren we zo al vijf tot tien jaar. In Rotterdam staan er momenteel zo’n 400, in Amsterdam 100, als aanvulling op het landelijke meetnet.”
Stikstof
In Nederland speelt de stikstofdiscussie in alle hevigheid. „Op de Veluwe zijn er pieken in de ammoniakuitstoot. Je zou willen weten wie daarvan de oorzaak is.” Bootsma zou dat met zijn elektronische neuzen makkelijk kunnen achterhalen. „Maar dat gebeurt nu niet.”
De eNoses zijn niet geschikt om exacte concentraties te meten van bepaalde stoffen in de lucht. „In deze geëscaleerde discussie zou ik eerst terug willen naar het meten van de exacte concentraties ammoniak en stikstofoxiden in de lucht. Vervolgens zou je dat meetnet kunnen aanvullen met een netwerk van eNoses om te kunnen zeggen: Deze uitstoot is veroorzaakt door die specifieke bron.”
Bootsma refereert aan een geval waarbij buren klaagden over de stank van een varkenshouderij. „Ze wezen een bepaalde boer aan als oorzaak. Uit onze meting bleek echter dat een mestverwerkingsbedrijf een eindje verderop de stank voortbracht.”
Hoewel de Delftenaar vooralsnog geen rol ziet voor zijn eNoses in de stikstofproblematiek, kan zijn apparaat wel als aanvulling fungeren voor een meetnet in agrarische gebieden. „We zouden kunnen constateren dat bepaalde maatregelen de emissie van ammoniak sterk hebben teruggebracht op een specifieke veehouderij. Maar zo’n onderzoek kost jaren. Nu moet het kabinet met de boeren terug om tafel”, meent Bootsma. „Eerst het vertrouwen winnen en dan pas maatregelen treffen.”