Asielaanvraag dienstplichtige Eritreeërs moet opnieuw beoordeeld
Staatssecretaris Eric van der Burg mag Eritreeërs die in Nederland asiel aanvragen niet zomaar terugsturen als hij weet dat ze daar mogelijk in militaire dienst moeten. De omstandigheden voor dienstplichtigen zijn in dat land zo slecht dat ze mogelijk in strijd zijn met het Europees Verdrag voor de Rechten van de Mens, heeft de afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State geoordeeld.
De Raad van State keek naar de zaken van twee mannen die vrezen dat ze in Eritrea de militaire dienstplicht moeten vervullen en vinden dat daar bij de beoordeling van hun aanvraag naar gekeken had moeten worden. Een van hen had bij de rechtbank al gelijk gekregen, bij de ander kreeg de Staat aanvankelijk gelijk. Van der Burg moet nu beide asielaanvragen opnieuw beoordelen omdat hij te weinig oog heeft gehad voor de mogelijke gevolgen van de dienstplicht voor de twee.
De dienstplicht in Eritrea is niet zoals in andere landen, concludeert de Raad van State. Dienstplichtigen krijgen te maken „met extreem zware werk- en leefomstandigheden, een gebrek aan basisvoorzieningen, te zware fysieke trainingen of arbeid, zeer ernstige lijfstraffen en detentie onder schrijnende omstandigheden”. Bovendien duurt de diensttijd formeel anderhalf jaar, maar kan die zomaar voor onbepaalde duur verlengd worden.
Alles bij elkaar zegt de Raad van State dat de omstandigheden voor de Eritreërs „te kwalificeren zijn als foltering of onmenselijke of vernederende behandeling”. Daar moet de staatssecretaris rekening mee houden.