Landelijke woningbouw als sterren om het dorp
Waarom doen landelijke gebieden nauwelijks mee in de nationale woningbouw van 1 miljoen woningen? Want niet meedoen, kan zomaar betekenen dat de landelijke gebieden verder achterop raken.
Het is begrijpelijk dat dit idee gevoelig ligt. Woningbouw is natuurlijk geen agrarische activiteit. Ook het landelijke karakter wordt aangetast als er op een verstedelijkte manier wordt gebouwd. Bovenal is hiervoor landbouwgrond nodig. En dit roept weer heftige emoties op in verband met de huidige stikstofplannen. Echter, vanwege het grote belang is het voor landelijke, provinciale en gemeentelijke overheden, alsook voor dorpse gemeenschappen en de boeren belangrijk om dit wel serieus te overwegen. Want er staat veel op het spel.
Wat dat betreft is de volgende uitspraak uit het rapport ”Ruimte voor de toekomst in het landelijke gebied” van de Wageningen Universiteit relevant: „Krimp en vergrijzing zullen de komende jaren het hardst toeslaan in de regio’s die ook nu al dunbevolkt en relatief sterk vergrijsd zijn, terwijl de steden met hun dichte en jonge bevolking zullen blijven groeien en jongeren van elders zullen blijven aantrekken.”
Woningbouw in de landelijke gebieden kan wezenlijk bijdragen aan de werkgelegenheid, het vestigingsklimaat, de bevolkingstoename, het bestaansrecht van die ene school, de omzet van de winkels die nu dreigen te verdwijnen, de vitaliteit van kerken en verenigingen, de verjonging, de ouderdomsvoorzieningen, enzovoort. Daar kunnen ook de boeren van profiteren, zoals ook zij, op hun beurt, van grote betekenis zijn voor de dorpse gemeenschappen. Want meer bedrijvigheid geeft extra mogelijkheden op meer inkomsten. En dat geeft extra mogelijkheden om boer te blijven, het oude familiebedrijf voort te zetten en gezond over te dragen aan de volgende generatie.
Kansen
Er zijn ook andere redenen waarom hier kansen liggen voor de landelijke gebieden en voor de overheden. Allereerst kan niemand inschatten in welke mate de extensivering van de landbouw en veeteelt zal lukken. Deze manier van werken vraagt verhoudingsgewijs om meer grond. Maar zal dit zo’n hoge vlucht nemen dat –in combinatie met de gebieden voor de natuur en regenwateropslag– een toekomstig tekort aan landbouwgrond kan worden verwacht? Dit is nog onduidelijk. In elk geval wordt het een hele toer om voldoende markt te vinden voor de extensieve en dus duurdere landbouwproducten. Veel burgers kunnen dat nu zelfs niet betalen. De stikstofmaatregelen kunnen daarom ook een overschot aan landbouwgrond in de hand werken. En dan is –hoe gevoelig het ook ligt– woningbouw in het landelijk gebied een verstandige bestemming.
Woningnood
Ten tweede is het waarschijnlijk dat veel burgers die nu in de landelijke gebieden wonen, daar het liefst willen blijven wonen. Ook is het niet onwaarschijnlijk dat veel burgers die nu in een stedelijk gebied wonen, graag terug willen keren naar het landelijke gebied waar ze zijn opgegroeid. Verder beschrijft de NVM in de publicatie ”Vastgoedmarkt in beeld 2020” dat de populariteit van landelijk wonen onverminderd doorzet. In 2020 kocht bijna tien procent van de kopers uit de Randstad een woning in een ander deel van het land.
Overigens kunnen starters in landelijke gebieden hierdoor moeilijker aan een woning komen. Dat hangt ook samen met het woningtekort. Het is zaak om al deze burgers zoveel mogelijk vast te houden en aan te trekken in en nabij de kleine kernen op het platteland.
Ten derde is het een feit dat de bevolking van Nederland groeit. De prognose is dat het inwoneraantal in 2025 over de 18 miljoen heengaat. En in 2036 over de 19 miljoen. Veel starters zoeken al jarenlang naar een betaalbare woning. Hetzelfde geldt voor de statushouders in de opvangcentra voor asielzoekers. Want ook deze mensen moeten een nieuw bestaan kunnen opbouwen. (Zoals ook wij dat wanhopig zouden willen als we in hun situatie terecht komen.) Bovendien neemt het woningtekort de volgende jaren toe, ondanks de enorme bouwplannen in de stedelijke gebieden. Waarschijnlijk komt het bouwen in de landelijke gebieden daarom zelfs als geroepen.
Volgens de nationale woningbouwkaart staan de toekomstige 1 miljoen woningen vooral ingepland in de stedelijke gebieden. Dit is ook logisch. De woningnood is daar immers het grootst. Grote bouwvolumes worden sneller gerealiseerd. Ze drukken de individuele woningprijs. Verder zijn deze locaties zo goed als zeker beschikbaar. Bovendien was het altijd ongewenst om grootschalig in de agrarische gebieden te bouwen. Deze dynamiek is daarom begrijpelijk, maar bij aanpassing van het beleid kunnen de nationale bouwplannen en bouwsubsidies juist ook de vitaliteit van de landelijke gebieden versterken.
Veel van de huidige bouwplannen zullen onder voorbehoud zijn gemaakt. Met andere woorden: er zullen genoeg mogelijkheden zijn om deze plannen bij te stellen. Sla daarom als landelijke overheid, provincies, gemeenten, waterschappen en agrarische gemeenschappen de handen in elkaar.
Vriendelijk
Wat betreft de bouw kan gedacht worden aan vriendelijke, kleinschalige woningbouwprojecten van enkele tientallen woningen per project. Een omvang die goed ingepast kan worden in de omgeving. De bewoners van deze woningen kunnen daardoor leven in de natuur. Maar ook in elkaars nabijheid, wat belangrijk is voor de sociale contacten van henzelf en van eventuele kinderen. Belangrijk is verder dat deze projecten in de buurt van de bestaande (kleine) woonkernen komen in de buurt van voorzieningen, zoals een basisschool.
Zo’n vertrouwde en tegelijk ruimtelijke omgeving is zeker levensvatbaar. En hoe méér projecten gerealiseerd kunnen worden, des te gunstiger is het effect op de omgeving. De aantrekkingskracht wordt natuurlijk mede bepaald door de sociaal wenselijke omvang van de projecten en door de typen huizen en percelen. Vanuit landschappelijk oogpunt gezien, kan dit fraai worden, zoals ook met veel buurtschappen het geval is. Deze projecten worden als het ware nieuwe sterren rondom het dorp. Denk hierbij ook aan meegroei-woningen voor starters, houten woningen (C0-2 opslag) en groene energie. Hopelijk lukt het om in goed overleg voldoende percelen grond vrij te maken. Hierbij is het belangrijk dat de huidige grondeigenaren (zoals boeren) een billijk deel incasseren van de waardevermeerdering van hun onbebouwde grond tot ruwe bouwgrond (het surplus). En trek voor de bouw vooral ook de kleinere aannemers in de buurt aan.
Ten slotte. Het is voor alle betrokkenen ingewikkeld om tot een samenhangend en daadkrachtig beleid te komen. Ik bid iedereen daarin veel wijsheid en onderling vertrouwen toe.
De auteur is praktisch theoloog en vroeger werkzaam bij de politie. Dit artikel wil bijdragen aan een constructief overleg over het perspectief voor de landelijke gebieden en de agrarische sector.