Vissers mogen minder dagen naar zee
Vissers mogen volgend jaar één dag per maand minder naar zee. Verder zullen schepen die kabeljauw aan land brengen, scherper worden gecontroleerd om overschrijdingen van de toegestane vangsthoeveelheden te voorkomen. Het quotum voor tong gaat omhoog, dat voor schol omlaag.
Dat zijn de belangrijkste resultaten van een marathonvergadering van veertien uur van de ministers van Visserij van de EU-lidstaten. Ze bereikten woensdagmorgen overeenstemming. Alleen Litouwen wees het akkoord van de hand. Griekenland onthield zich van stemming. Vertegenwoordigers uit de Nederlandse visserijsector reageren teleurgesteld.
Tijdens het beraad zijn de quota per land voor 2005 vastgesteld. Van haring mag flink meer worden gevangen. Uit waarnemingen van de biologen blijkt namelijk dat de desbetreffende bestanden zijn gegroeid. Nederlandse bedrijven richten zich vooral op tong en schol uit de Noordzee. De limiet voor de eerste vissoort is verhoogd van 17.000 tot 18.600 ton, terwijl het quotum voor de tweede is verlaagd van 61.000 naar 59.000 ton.
Minister Veerman gaf, omdat Nederland momenteel het EU-voorzitterschap bekleedt, leiding aan het overleg. Hij was na afloop „blij, maar vermoeid.” Naar zijn mening biedt het compromis „een redelijke balans tussen de belangen van de vissen en de vissers.” Europees commissaris Borg omschreef het pakket als „een geheel van noodzakelijke maatregelen zonder economisch verwoestende gevolgen. Er wordt minder gevist en de voorraden zijn daarmee beter beschermd”, zo verdedigde de Maltees het eindresultaat.
Vooral de vangstbeperking op kabeljauw ligt gevoelig. Wetenschappers hebben in de voorbije jaren telkens gewaarschuwd dat deze soort door de voortdurende overbevissing uit de wateren van de Unie dreigt te verdwijnen.
De nu gekozen aanpak om de aanwezige hoeveelheden te herstellen reikt minder ver dan Borg had voorgesteld en natuurbeschermers bepleitten. Zij wilden bepaalde gebieden, met name in de Noordzee, volledig sluiten. Dat plan stuitte echter op fors verzet van de Britten, Fransen en Denen. Voor Groot-Brittannië speelt mee dat zijn inwoners veel kabeljauw eten in ”fish and chips”. Ook Nederland achtte het volledige vangstverbod in bepaalde zeezones weinig zinvol, omdat de vissers dan waarschijnlijk elders hun netten uitwerpen. Als alternatief hebben de ministers besloten tot minder zeedagen en een uitgebreider toezicht van de inspecteurs.
Voorzitter J. K. Nooitgedagt van de Nederlandse Vissersbond zei vanochtend teleurgesteld te zijn over het resultaat. Hij had op een tongquotum van 20.000 ton gehoopt om het verlies aan scholinkomsten te compenseren. Ook de zeedag minder komt hard aan. Het gemiddeld aantal toegestane zeedagen per maand gaat terug van zestien naar vijftien, aldus Nooitgedagt. „We hadden gehoopt dat een aantal EU-landen zich hiertegen zou verzetten.”
Secretaris G. Meun van de Federatie van Visserijverenigingen is ook teleurgesteld. „We hebben een onbevredigd gevoel. De Nederlandse delegatie is volgens ons niet tot het uiterste gegaan. Er had meer in gezeten.”
De beperking van het aantal zeedagen treft de boomkorvloot onevenredig, aldus Meun woensdag
morgen. „Wij vangen slechts 2 procent kabeljauw, maar we krijgen wel de volledige beperking van zeedagen voor de kiezen. De echte kabeljauwvissers komen uit Schotland. Wij krijgen signalen dat zij een ontheffing hebben bedongen, waardoor in de praktijk het aantal zeedagen voor hen hetzelfde blijft.”
Meun kan de gevolgen voor de platvisvloot nog niet kwantificeren. „We hebben al een slecht jaar achter de rug. Nog zo’n jaar brengt vissers verder in de problemen.”