Het advies betreft de aandoeningen anorexia nervosa, boulimia nervosa, eetbuistoornis en de vermijdende of restrictieve voedselinnamestoornis ARFID. Het is gebaseerd op literatuur over het onderwerp en gesprekken met patiëntenorganisaties, deskundigen en belanghebbenden. Anorexia nervosa, boulimia nervosa en de aandoening eetbuistoornis komen vooral voor bij meisjes en vrouwen tussen de 15 en 30 jaar. ARFID komt vaker voor bij hele jonge kinderen.

De raad adviseert te investeren in verder onderzoek naar vroege herkenning en behandeling van eetstoornissen. Ook zou een landelijk registratiesysteem kunnen helpen; dat ontbreekt sinds de invoering van de Jeugdwet. „Hierdoor is er geen zicht meer op de omvang en de ernst van eetstoornissen.” Uit het onderzoek komt naar voren dat het gemiddeld vier jaar duurt voor iemand passende hulp krijgt. „De eerste stap naar hulpverlening vindt veelal plaats via de huisarts en soms ook via de jeugdgezondheidszorg (JGZ). Omdat er bij een eetstoornis vaak sprake is van een verstoord ziektebesef en/of schaamte, duurt het gemiddeld vier jaar voordat iemand deze stap neemt”, staat te lezen.

Verder zou bij het voorkomen van de aandoeningen vooral aandacht moeten zijn voor „het vergroten van de mentale weerbaarheid van kinderen en jongeren (waaronder zelfvertrouwen, zelfbeeld en lichaamsbeleving), het voorlichten en informeren van ouders en het vergroten van de mediawijsheid bij kinderen en jongeren en hun ouders”.

Het aantal mensen in Nederland met anorexia nervosa en boulimia nervosa lijkt over de tijd tamelijk stabiel, zo staat in het rapport, maar cijfers vanaf 2010 zijn (nog) niet bekend. Van de eetbuistoornis en ARFID ontbreken gegevens over hoe vaak het precies voorkomt.