Praten over praten over klimaat
Groter jaarlijks vergadercircus dan de telkens weerkerende klimaatconferentie van de Verenigde Naties is nauwelijks denkbaar.Een min of meer constant lijkende groep ministers, staatssecretarissen, beleidsmedewerkers, milieubeschermers en mediamensen reist zo eens per twaalf maanden weer naar een andere wereldstad -Kyoto is er beroemd mee geworden- om daar dan de belangen van het mondiale klimaat te dienen. Velen genieten zichtbaar van het lidmaatschap van de klimaatfamilie, die toch altijd weer zo’n 7000 leden op de been brengt.
Belastingbetalende inwoners van VN-lidstaten mogen natuurlijk verwachten dat die familie meer doet dan gezellig samenzijn en praten over minder uitstoot van broeikasgassen. Om dat te controleren reizen ook altijd een kleine 1000 mediamensen mee.
De laatste keer dat kranten, radio en televisie opgetogen verslag konden doen, dateert echter uit 1997, toen in Kyoto industrielanden het historische akkoord sloten om de uitstoot van broeikasgassen tot 2012 behoorlijk te beperken.
Na Kyoto neemt het cynisme over VN-klimaatconferenties onder media met het jaar toe. Eerst waren er zes, zeven conferenties nodig om het akkoord van Kyoto precies in te vullen en nu dat protocol uiteindelijk over enkele maanden van kracht wordt, is het inmiddels hoog tijd dat er afspraken gemaakt worden voor de tijd na het Kyoto-protocol.
De conferentie van de afgelopen twee weken in Buenos Aires was daarvoor bedoeld. Maar al in de eerste week was volstrekt duidelijk dat behalve de Europese Unie niemand echt wilde praten over nieuwe afspraken ter beperking van de uitstoot van broeikasgassen.
Zelfs een voorbereidend seminar, voor de top van 2005, was al snel een hypergevoelig onderwerp. De doorgewinterde Nederlandse klimaatonderhandelaar Yvo de Boer zei op een persconferentie in de eerste week: „We praten hier over praten over toekomstig klimaatbeleid. Praten over praten - ik vraag me af hoe u dat aan het publiek hier op straat duidelijk kunt maken.”
Ook staatssecretaris Van Geel, die in Buenos Aires de EU-delegatie leidde, bekende op zijn eerste persconferentie, dat hij het zijn kinderen amper kon uitleggen dat hij naar Buenos Aires afreisde om te praten over openingen voor een nieuw gesprek over klimaat.
Het valt ook niet uit te leggen. Vooral niet in het licht van het rap toenemend aantal extreme weersverschijnselen als verwoestende orkanen en zware overstromingen. Het valt ook niet uit te leggen in het licht van de steeds sterkere waarschuwingen van wetenschappers die stellen dat menselijk ingrijpen nu al tot klimaatverandering leidt.
In zo’n situatie mag de wereldgemeenschap verwachten dat een conferentie van de Verenigde Naties het belang van het wereldklimaat dient. Dat grote industrielanden dan jaar op jaar weigeren actie te ondernemen, zelfs een gesprek over de toekomst van het klimaatbeleid uit de weg gaan, dat zou tot sancties tegenover die landen moeten leiden.
Of klimaatverandering nu al dan niet bewezen is, doet er voor het treffen van maatregelen niet toe. Ervaren en bezorgde onderhandelaars zeggen dan: Hope for the best, but prepare for the worst; hoop op het beste, maar bereid je voor op het ergste. Dat kan nooit kwaad.
In werkelijkheid valt er natuurlijk een hoger doel te dienen. Wie als goed rentmeester de schepping wil beheren, loopt niet weg voor klimaatconferenties met verplichtende afspraken. Juist het land waarvan de president regelmatig Gods naam in het openbaar noemt, is in klimaatkringen de meest notoire deserteur.