Deugen Hongarije en Orban nu wel of niet?
Om je ergens een goed beeld over te vormen, is het nuttig om diverse stemmen te horen. Maar toen ik onlangs naar Hongarije reisde, merkte ik dat niet elke Hongaar met mij wilde praten. Alle begrip natuurlijk, maar het risico is dat de mening van mensen die wél willen praten de beeldvorming vertekent.
Hongarije deugt niet helemaal, om maar te zwijgen van zijn grote leider, premier Viktor Orban. Grofweg was dat het beeld dat ik had van het land en zijn spraakmakende politicus voordat ik vorige maand het vliegtuig nam naar Boedapest.
Dat beeld tegen het licht houden, was een van de redenen om naar het land te reizen. Ik was nog nooit in Hongarije geweest en vanuit mijn professionaliteit weet ik dat de werkelijkheid altijd genuanceerder is.
Een succesvolle journalistieke reis begint met een gedegen voorbereiding. Goede vragen bedenken en tegen anderen aanhouden, bijvoorbeeld. En zoeken naar potentiële woordvoerders en plekken die je wilt bezoeken.
Al snel werd me duidelijk dat succes niet kwam aanwaaien. Mensen die ik benaderde, zeiden dat ze geen tijd hadden. Anderen zegden hun medewerking toe maar trokken zich later terug. Dat was bijvoorbeeld het geval bij een voormalige bisschop. Een dag na het maken van een interviewafspraak mailde hij dat het geplande gesprek toch niet kon doorgaan. Een belletje met hem naderhand leerde dat het hem door anderen was aangeraden om niet mee te werken.
Vaak bleef ook de inbox van mijn e-mail angstig leeg nadat ik een interviewverzoek had verstuurd; het bericht dat ik hoopte te krijgen, trof ik er in elk geval niet aan.
Eenmaal in Hongarije leerde ik dat weekblad Magyar Hang, dat ik bezocht voor het maken van een reportage, veel vaker te maken heeft met onbeantwoorde belletjes en mailtjes. Ook zei journalist Szabolcs Wekerle dat personen die banden hebben met regeringspartij Fidesz doorgaans niet zullen meewerken aan een interview of een opiniestuk voor hun krant zullen schrijven. Ze willen niet de indruk wekken dat ze tot het kamp van de oppositie behoren.
Het Engelse zinnetje ”Seeing through the eyes of the people being studied”, dat ik in mijn studententijd leerde, zal ik vermoedelijk mijn leven lang niet vergeten. In goed Nederlands betekent het iets als in de huid kruipen van degenen waarover je iets wilt weten. Dat is hét ideaal van een onderzoeker, maar ook van een journalist.
Eenmaal terug op Nederlandse bodem zette ik mij aan het schrijven. Aan stof geen gebrek en ik vond het mooi om te kunnen laten zien dat er meer over het land en zijn leider te melden valt dan veelal doorklinkt in nieuwsberichten van persbureaus.
Maar de volgende vragen knagen een maand na dato nog steeds aan me: in hoeverre heb ik doorgrond wat er in Hongarije aan de hand is? Wat hadden de mensen die mij niet te woord wilden staan kunnen vertellen?
Het is dat ik het vak waar ik bovenstaand Engels zinnetje leerde niet meer over kan doen. Anders zou ik de docent zeker de volgende vraag stellen: hoe kun je door iemands ogen kijken die jou graag op zekere afstand houdt?