Nieuw hart
Ezechiël 36:26
„Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven.”
Hoe zou een mens omgang met God kunnen hebben zonder wedergeboorte? De mens is in zijn natuur duisternis, boos en vijandig tegen God, enkel vuiligheid, en God echter is licht, is heiligheid; goddelozen kunnen met Hem niet verkeren (Psalm 5:5-7). Zo de mens dan met God omgang zal hebben, zo moet hij bekeerd worden. Het is ook de belofte van het verbond, dat God Zijn bondgenoten bekeren zou. „Dit is het verbond … Ik zal Mijn wet in hun binnenste geven, en zal die in hun hart schrijven” (Jeremia 31:33). „Ik zal u een nieuw hart geven, en zal een nieuwe geest geven in het binnenste van u; en Ik zal het stenen hart uit uw vlees wegnemen, en zal u een vlezen hart geven. En Ik zal Mijn Geest geven in het binnenste van u; en Ik zal maken, dat gij in Mijn inzettingen zult wandelen” (Ezechiël 36:26, 27).
Die dan geen nieuw hart heeft, die is geen bondgenoot. Alle bondgenoten ontvangen een nieuw hart. De wedergeboorte is ook het doel van Christus’ lijden en sterven, „Die Zich zelf voor ons gegeven heeft, opdat Hij ons zou verlossen van alle ongerechtigheid, en Zichzelf een eigen volk zou reinigen, ijverig in goede werken” (Titus 2:14). Die dan deel aan Christus’ verdiensten heeft, die wordt, wedergeboren. Voor wie Christus is tot rechtvaardigmaking, voor die is Hij ook tot heiligmaking.
Wilhelmus à Brakel, predikant te Rotterdam
(”Redelijke Godsdienst”, 1893)