Congres kinder- en jeugdpsychiatrie: ook jonge vluchteling vaak getraumatiseerd
In een oorlogssituatie maken mensen vaak schokkende gebeurtenissen mee. Die trauma’s hoeven echter geen blijvende schade te veroorzaken. Door nieuwe behandelmethoden waarbij leken een rol spelen, kunnen getraumatiseerde vluchtelingen goed geholpen worden.
Het is een van de stellingen die Marit Sijbrandij, hoogleraar klinische psychologie aan de Vrije Universiteit (VU) in Amsterdam, maandag opwerpt tijdens een internationaal congres over kinder- en jeugdpsychiatrie. Op het congres, dat plaatsvindt van zondag tot en met dinsdag in Maastricht, wordt onder meer gesproken over de effecten van Covid op jongeren, de rol van spellen in therapie en nieuw onderzoek naar eetstoornissen. Ook is er een debat tussen kinder- en jeugdpsychiaters en jongeren over de vraag hoe de stem van jongeren beter gehoord kan worden bij besluitvorming over jeugdzorg.
Sijbrandij doet al jaren onderzoek naar de mentale impact van oorlogssituaties. Haar onderzoek richt zich voornamelijk op volwassenen, maar de bevindingen gelden ook voor kinderen en jongeren. Van de populatie vluchtelingen wereldwijd is 40 procent kind.
Door traumatische gebeurtenissen lopen kinderen en jongeren meer kans op psychische klachten, ziet Sijbrandij. „Een oorlog werkt ontwrichtend. Kinderen moeten vluchten, het schooljaar afbreken, vriendjes achterlaten. Soms zijn ze bovendien getuige van geweld. Hun moeder wordt bijvoorbeeld voor hun ogen in elkaar geslagen. Daar kunnen kinderen lang last van houden.”
De oorlogstrauma’s zorgen voor een scala aan klachten: posttraumatisch stresssyndroom (PTSS), nachtmerries, angst om van de ouders gescheiden te worden, somberheid of juist een voortdurend alert gevoel. Deze klachten komen voor bij zowel mensen die in de crisissituatie zitten als bij mensen die gevlucht zijn. „Sommige symptomen komen wel pas naar boven als mensen in een veilig land zijn gekomen. Wat je bij de meeste vluchtelingen ziet, is dat de stressklachten die opkomen dan ook weer snel afnemen. Bij een deel van de vluchtelingen is dat niet zo. Die ontwikkelen langdurige klachten.”
Gastgezinnen
Voor getraumatiseerde vluchtelingen zijn goede behandelingen beschikbaar bij psychologen en psychotherapeuten, geeft Sijbrandij aan. Zo kunnen ze veel baat hebben bij cognitieve gedragstherapie, waarbij ze de traumatiserende gebeurtenissen opnieuw vertellen en zo hun angst verminderen. In haar lezing zal Sijbrandij daarnaast ingaan op nieuwe behandelmethoden. Opvallend daaraan: niet-professionele hulpverleners spelen een grote rol. Onderzoekers van de VU onderzochten ”Problem Management Plus”, een methode die is ontwikkeld door de Wereldgezondheidsorganisatie. Bij deze aanpak voert niet een psycholoog of psychotherapeut, maar een leek de gesprekken met de vluchteling. Op de achtergrond is wel een professional aanwezig voor supervisie; bovendien worden de leken intensief getraind.
„Zeker in landen waar weinig professionals beschikbaar zijn, kan deze methode een oplossing bieden”, zegt Sijbrandij. Maar ook in gebieden waar de reguliere hulpverlening kampt met lange wachtlijsten, kunnen mensen zo eerder hulp ontvangen. In Nederland is de methode al getest bij volwassen Syrische vluchtelingen, met goed resultaat. „De vluchtelingen hadden na de gesprekken duidelijk minder last van klachten als angst, depressie en PTSS. Bovendien is het prettig dat bij deze methode geen tolk nodig is.”
Met de grote toestroom van Oekraïense vluchtelingen komt deze manier van hulp verlenen opnieuw in beeld, zegt Sijbrandij. „In Polen, Slowakije en Roemenië wordt de methode al uitgerold. In Nederland zijn we in gesprek met partijen die mogelijk mee willen doen. Overigens hebben we hier ook een netwerk van Oekraïense psychologen. Die zouden ook iets kunnen betekenen in de hulpverlening aan gevluchte landgenoten.”
Hoewel leken een rol kunnen spelen in het verwerken van oorlogstrauma’s, is dat geen aansporing voor Nederlandse gastgezinnen om daar actief mee aan de slag te gaan. „Neem niet zelf de rol van psychotherapeut aan”, waarschuwt Sijbrandij. „Deze mensen zijn echt getraumatiseerd. Ga niet bewust vragen stellen over wat ze meegemaakt hebben in Oekraïne. Stuur ze liever naar de huisarts, zodat ze verwezen kunnen worden voor verdere behandeling.”