Het gaat om A. J., de leider van het Albanees Nationaal Leger (AKSh), dat in 2001 deelnam aan de strijd voor een onafhankelijk Albanees deel van Macedonië. In 2003 ontvoerde Jakupi twee agenten, die hij dreigde te vermoorden als twee van zijn voormalige strijdmakkers niet werden vrijgelaten uit de gevangenis.

De ontvoering duurde enkele uren, waarna Jakupi zijn gijzelaars vrijliet en naar Kosovo vluchtte. Na zich enkele maanden verborgen te hebben gehouden gaf hij zich in maart over aan het Amerikaanse leger, dat hem uitleverde aan Macedonië.

J. leidde in 2001 de opstand van etnische Albanezen rond Kumanova, een stad in de buurt van de grens met Kosovo. De burgeroorlog in Macedonië eindigde in 2001 na een strijd van zes maanden met een akkoord over meer autonomie voor de etnisch–Albanese bevolking en amnestie voor de leiders van de opstand. Het pardon geldt echter alleen voor strafbare feiten die tijdens de burgeroorlog begaan zijn.