God blijft God
Jesaja 55:2
„Waarom weegt gijlieden geld uit voor hetgeen dat geen brood is, en uw arbeid voor hetgeen dat niet verzadigen kan? Hoort aandachtiglijk naar Mij en eet het goede, en laat uw ziel in vettigheid zich verlustigen.”
Het Woord Gods spreekt van toorn, van vurige, brandende toorn. Dat (woord) moet men wel laten staan. Zo is het ook met „bedroefd zijn.”
Wanneer een goed, trouw man een ander op verkeerde wegen ziet gaan, verkeerde maatregelen ziet nemen en hij wil hem raad geven, hem terecht wijzen, maar als de ander er echter niet op let, maar zichzelf handhaaft in een dwaas gelijk willen hebben, dan wordt die man bedroefd –niet voor zichzelf, maar om de ander–, omdat hij ziet: deze mens gaat zonder twijfel zijn ongeluk tegemoet.
Op dezelfde manier wordt nu ook de Heilige Geest Gods bedroefd. Die komt immers in het hart binnen, opdat men zal ophouden met al het gelijk willen hebben van zichzelf, maar nu God de eer zal geven, zoals David zegt: „Opdat Gij rechtvaardig zijt in Uw spreken en rein zijt in Uw richten!” Waar deze Geest komt, spreekt Hij: „Waarom weegt gij geld uit voor hetgeen brood is; en uw arbeid voor hetgeen niet verzadigen kan?”
Mijn geliefden, konden wij het toch eens voor altijd voor waar en zeker houden, dat heel onze weg, en alle omstandigheden slechts afhankelijk zijn van de almachtige God. De mens kan zich daartegen verzetten zoals hij wil, hij kan niets en weet niets en deugt ook niets. Nu zal echter God Gód blijven.
H. F. Kohlbrugge, predikant te Elberfeld
(”Schriftverklaringen”, 1886-1906)