Niet-menselijke dieren
Een kip praat met haar kuikentjes terwijl ze nog in het ei zitten. Daarop attendeert Eva Meijer in een essay in het Financieele Dagblad van 2 juni. Eva Meijer is filosoof en schrijver en heeft al lang en heel veel nagedacht over de relatie tussen dier en mens. Dat doet ze op dit moment als postdoctoraal onderzoeker aan de Wageningen Universiteit. Haar eigen onderzoek en dat van anderen hebben haar tot de conclusie gebracht dat dieren meer op mensen lijken dan wij altijd dachten.
De verhouding tussen mens en dier houdt de pennen in beweging. De vorige keer schreef ik over het toekennen van rechten aan rivieren en zeeën. Al langer speelt de discussie of we aan dieren ook een bepaalde juridische status moeten toekennen, net als de mens die heeft. Meijer bepleit in haar essay specifiek de mogelijkheid tot politieke participatie van dieren. Het ontbreken van een strikt onderscheid tussen menselijke en niet-menselijke dieren vraagt om een gelijke positie in het democratische proces. Dat is wel heel in het bijzonder het geval als het gaat om de landbouw, zo stelt ze. Dieren maken immers onlosmakelijk onderdeel uit van onze huidige landbouwproductie.
De Wageningse filosofe wijst kritisch naar de hiërarchische wijze waarop in de westerse cultuur naar de verhouding tussen mens en dier gekeken wordt. Daar wil ze van af. Meijer benadrukt dat dieren, net als mensen, de mogelijkheid hebben tot ontwikkeling van taal en cultuur.
Het voorbeeld van de kip die met haar kuikentjes praat, spreekt ontegenzeggelijk tot de verbeelding. Prachtig, dat kun je als aanstaande moeder – en aanstaande vader – wellicht goed meevoelen. Je kunt je wel afvragen wat dit spreken precies inhoudt en tot op welke hoogte het te vergelijken is met menselijke taal.
In het klassiek-christelijke denken is altijd sprake geweest van een zekere hiërarchische relatie. Het is dan ook niet vreemd dat de westerse cultuur, mede beïnvloed door het christendom, zo naar de relatie tussen mens en dier kijkt. De mens krijgt in de Hof van Eden van God een bijzondere positie toegekend in het geheel van de schepping. Dat bijzondere is gelegen in het geschapen zijn naar het beeld en de gelijkenis van God. Nu hebben theologen veel discussie gevoerd over de vraag wat dit precies betekent. Eerder kwam ik tot de conclusie dat het hier gaat om de mens die God op aarde representeert als een soort onderkoning (”Oog voor de schepping”, 2018). Zo mag hij met een zeker gezag handelen met de overige schepping.
Als er dus sprake is van een hiërarchie, dan heeft dat alles te maken met de relatie die er bestaat tussen God als Schepper en de bijzondere positie die de mens heeft in het geheel van de schepping. Dat er veel kritiek is op deze opvatting is begrijpelijk. En dat ligt dan niet zozeer aan dit Bijbelse gegeven, maar veel meer aan de manier waarop daarmee in de geschiedenis is omgegaan. En dan spreken we over de situatie van een door zonde geteisterde wereld. Als een relatie, al of niet hiërarchisch, leidt tot knechting en misbruik, gaat er iets goed mis. Dat geldt ook voor de manier waarop we omgaan met dieren, hetzij gezelschapsdieren, hetzij landbouwhuisdieren.
Dat de rechtvaardige het leven van zijn beest kent, is een goede leidraad om vorm te geven aan onze verantwoordelijkheid voor de dieren. Als kennis, gerechtigheid en heiligheid (nieuwtestamentisch gezien) deel uitmaken van het beeld van God, stempelt dat ook de omgang met het dier. Deze rechtvaardige blijft eigenaar van het beest, er is sprake van hiërarchie. In die relatie kent hij het beest. En dat is een werkwoord met een diepe betekenis. Dit kennen heeft de kleur van de diepe persoonlijke betrokkenheid die de ander recht wil doen. Dat is wat de rechtvaardige wil in volledige toewijding aan Zijn Schepper. Zo wordt deze mens steeds minder dier.
De auteur publiceert over duurzaamheid en levensbeschouwing en doet dat op persoonlijke titel.