Commissie: meer aandacht nodig voor discriminatie in wetgeving
Bij het maken van wetten moet beter worden nagegaan of ze onbedoeld tot discriminatie kunnen leiden. Daarbij is ook het parlement als medewetgever aan zet. Dat concludeert een parlementaire onderzoekscommissie van de Eerste Kamer die onderzoek heeft gedaan naar de effectiviteit van wetgeving die discriminatie moet tegengaan.
De commissie onder leiding van GroenLinks-senator Ruard Ganzevoort concludeert dat deze antidiscriminatiewetgeving in de praktijk onvoldoende werkt en te ingewikkeld is. Ook stelt zij vast dat andere wetgeving soms juist onbedoeld discriminatie in de hand werkt.
Om dat in de toekomst te voorkomen, zouden het kabinet en de Tweede en Eerste Kamer zichzelf bij iedere wet die behandeld wordt een aantal vaste vragen moeten stellen om discriminerende effecten te voorkomen. Aan de hand van dit „afwegingskader” zou het parlement wetsvoorstellen moeten beoordelen, zo stelt de commissie voor. Ganzevoort hoopt dat hiermee voortaan „uitglijders in wetgeving worden voorkomen”.
Zo moet de overheid haar wantrouwen jegens burgers laten varen. Als het bij sociale zekerheid de hele tijd over fraudebestrijding gaat, „heeft dit vroeg of laat discriminerende gevolgen omdat dat wantrouwen tot gevolg heeft dat bepaalde kwetsbare groepen extra argwanend bekeken worden”, licht de senator toe.
Ook moet bij wetgeving beter worden geluisterd naar de burgers die rechtstreeks met een wet te maken krijgen. „De wetten die we maken, moeten bijdragen aan wat de primaire taak van de overheid is: dienstbaar zijn aan de burgers.”
In elke wet die zich ervoor leent zou volgens de commissie expliciet verwezen moeten worden naar het verbod op discriminatie dat verankerd is in artikel 1 van de grondwet. Pas op voor stigmatiserend taalgebruik en vooroordelen in wetteksten, luidt een andere aanbeveling. De commissie stelt daarnaast vast dat wetgeving eenvoudiger moet en dat de wetgever er rekening mee moet houden dat niet iedereen die ermee te maken krijgt, zich even goed kan redden.
„Onze kernboodschap is dat we mensen gelijkwaardig en rechtvaardig moeten behandelen”, benadrukt Ganzevoort. „Bedoeld of onbedoeld, bewust of onbewust, er zijn bij overheidsdiensten bij herhaling en dus structureel gevallen van discriminatie.” Hij doelt onder meer op de toeslagenaffaire en het institutioneel racisme bij de Belastingdienst.