Solidariteit
In de loop der jaren is de AOW-premie steeds verder opgelopen. Die ligt nu al bijna op 18 procent. Dat is heel wat. Bovendien is te verwachten dat die premie voorlopig nog blijft stijgen. De eerstvolgende decennia zal immers de getalsverhouding tussen de werkenden en de niet meer werkenden ongunstiger worden.Verschrikkelijk dramatisch hoeven we daar ook weer niet over te doen. Het welvaartsniveau in Nederland is zodanig dat die oudedagsvoorziening er wel af kan. De AOW geldt als een basisinkomen. Het is niet veel, maar je kunt ervan leven. Het gaat daarbij om een groep mensen die niet meer in staat is op de arbeidsmarkt zijn inkomen te verwerven.
De groeiende omvang van de groep 65-plussers heeft ook politieke consequenties. Het mag dan zijn dat ze in het economisch proces als productiefactor niet meer meetellen, bij de stembus ligt dat anders. Ook al omdat ouderen bij de verkiezingen trouw opkomen. Ze zijn dat van vroeger gewend en hebben bovendien tijd genoeg om te gaan stemmen.
Wel staat inmiddels ter discussie of de aanvangsleeftijd van de AOW niet omhoog moet. Vorige maand werd daar in de Tweede Kamer over gesproken en gisteren noemde de president van De Nederlandsche Bank dat als een reële mogelijkheid.
In een advies dat de SER binnenkort aan de Tweede Kamer uitbrengt, wordt geconcludeerd dat verhoging van de AOW-gerechtigde leeftijd nu nog niet nodig is, maar in de toekomst aan de orde kan komen. Daarbij denkt men aan het inbouwen van keuzemomenten. Wie zijn AOW later laat ingaan, krijgt een hogere uitkering.
Een andere manier om aan het perspectief van de stijgende AOW-premie te ontkomen is het verbreden van de heffingsbasis. Nu wordt de premie alleen geheven over de eerste twee belastingschijven. En dan alleen van mensen die nog geen 65 zijn. Wie zelf AOW krijgt, hoeft niet meer mee te betalen.
Dat laatste heeft een zekere logica in zich, maar er is natuurlijk ook een hele categorie ouderen die een behoorlijk pensioen heeft en best wat zou kunnen bijdragen aan het instandhouden van deze oudedagsvoorziening. De SER denkt in zijn advies dan ook vooral in die richting. Het is niet voor het eerst dat die gedachte geopperd wordt.
Op die manier krijgt de solidariteit tussen rijke en arme ouderen gestalte. Dat is niet verkeerd. Er wordt nu ook al vanuit de algemene middelen van het Rijk in het AOW-fonds gestort. Bij elkaar zou dat de AOW betaalbaar moeten houden.
Het is natuurlijk ook niet zo dat de verhouding tussen het aantal werkenden en het aantal 65-plussers zich blijvend in ongunstige richting zal ontwikkelen. De eerstkomende jaren hebben we te maken met de naoorlogse geboortegolf die de leeftijdsgrens van 65 jaar overschrijdt. Na verloop van tijd zal echter een nieuw evenwicht bereikt worden.
Of de gemiddelde leeftijd van de bevolking nog erg zal stijgen, is maar de vraag. Ondanks de verbeterde gezondheidszorg blijft de mens een sterfelijk wezen. Ongezonde levensgewoonten doen bovendien een deel van de winst in levensjaren teniet, die op grond van die betere medische zorg te verwachten zou zijn.