Amerikanen geloven anders dan Europeanen
Als het gaat om godsdienstige overtuiging zijn er grote verschillen tussen Amerikanen, West-Europeanen en inwoners van oostelijk Centraal-Europa. Dat komt naar voren uit een omvangrijk onderzoek, uitgevoerd door de Organisatie voor Consumentenonderzoek (GfK).
In opdracht van de Wall Street Journal Europe ondervroeg de GfK in september en oktober ruim 20.000 mensen in 21 landen. Onder andere de Duitse protestantse nieuwsdienst Idea publiceerde vorige week de resultaten.
Van de Amerikanen gelooft 86 procent in een God Die alles geschapen heeft, zo blijkt. In Midden-Europa is dat bijna 80 procent; in West-Europa 70 procent. Het „minst gelovig” zijn de Tsjechen (32 procent), gevolgd door Zweden en Denen (beide 45 procent).
Overal zijn, aldus de GfK, meer vrouwen gelovig dan mannen. Zo geloven in West-Europa drie op de vier vrouwen in het bestaan van God en twee op de drie mannen. Gemiddeld gaf driekwart van de ondervraagden aan tot een godsdienst te behoren. De religieuze binding is bijzonder sterk in Roemenië (97 procent), Turkije (95 procent) en Griekenland (89 procent). Roemenen en Grieken zijn overwegend orthodox, Turken bijna uitsluitend moslim.
Het minst godsdienstig gebonden zijn Tsjechen (63 procent) en Nederlanders (53 procent). In België en Duitsland gaven vier op de tien ondervraagden aan, geen bepaalde religie aan te hangen.
In 13 van de 21 onderzochte landen zijn de meeste religieus gebonden mensen rooms-katholiek. Bijna geheel rooms-katholiek zijn Italië en Polen (98 procent), Spanje en Slovenië (93 procent) en België (90 procent). In de noordelijke landen Denemarken, Finland en Zweden domineren de protestanten, met rond de 90 procent. Ook in de Verenigde Staten behoren de protestanten met 57 procent tot de meerderheid. Ongeveer 26 procent van de burgers is rooms-katholiek, aldus het onderzoek.
Het enige land waar de beide overtuigingen elkaar zo’n beetje in evenwicht houden, is Duitsland: 48 procent van degenen die aangaven tot een religie te behoren, is rooms-katholiek; 43 procent protestants.
Grote verschillen tussen Oost en West zijn er waar het gaat om de kerkgang. In oostelijk Centraal-Europa verklaarde zo’n 40 procent van de religieus gebonden ondervraagden minstens eenmaal per week een godsdienstige bijeenkomst bij te wonen. In rooms-katholiek Polen is dat 60 procent.
In West-Europa gaat naar eigen zeggen een kwart van de ondervraagden ten minste één keer per week naar de kerk; de helft daarvan echter slechts maximaal vier keer per jaar. Een uitzondering vormt Italië, waar zo’n 40 procent minstens eenmaal in de week een religieuze samenkomst bezoekt. Van de Zweden en de Denen zei 50 procent nooit een kerk van binnen te zien.
De GfK vroeg ook naar de houding die mensen in het algemeen waarnamen ten opzichte van jodendom en islam. Dat het antisemitisme is toegenomen, gelooft gemiddeld 30 procent van de ruim 21.000 ondervraagden; 35 procent zag hierin geen verandering, terwijl 14 procent dit verschijnsel eerder zag afnemen. In België (52 procent), gevolgd door Nederland (46 procent), Zweden (44 procent), Duitsland (39 procent) en de VS (36 procent), is de indruk dat het antisemitisme toeneemt het sterkst.
Van de ondervraagden vond ten slotte 44 procent dat moslims sterke afwijzing ondervinden; 30 procent houdt deze voor gering, terwijl 9 procent geen afwijzing waarneemt. Vooral de Zweden (75 procent), de Nederlanders (72 procent), de Zwitsers en de Denen (67 procent) vinden dat antimoslimgevoelens toenemen. In Duitsland is dat 61 procent; van de Britten vindt 39 procent dit.