OM schetst ‘meedogenloze organisatie’ Ridouan Taghi
„Een zeer professionele en meedogenloze organisatie, waarin geen enkel respect bestond voor een mensenleven.” Op de tweede dag van het requisitoir in Marengo, het monsterproces rond hoofdverdachte Ridouan Taghi, heeft het Openbaar Ministerie uitvoerig de structuur en omvang van diens vermeende criminele organisatie uiteengezet.
Het OM deed dat aan de hand van de verklaringen van Nabil B., de kroongetuige in de zaak, en talloze zogeheten PGP-berichten, geheime communicatie tussen de verdachten onderling waarop justitie de hand heeft weten te leggen. Het zijn volgens het OM „de twee bewijspijlers” in het zeer omvangrijke strafrechtelijk onderzoek. Deelname aan een criminele organisatie vormt een onderdeel van de aanklacht tegen de in totaal zeventien verdachten.
Taghi was de onbetwistbare leider van de bende, aldus het OM, met Mao R. en Saïd R. (geen familie) als zijn voornaamste adjudanten. Taghi was ook telkens de opdrachtgever van de moorden waarvoor hij en de zijnen terechtstaan. Marengo draait om zes voltooide liquidaties en een reeks pogingen daartoe, over een periode van zeventien maanden.
Wraak en genoegdoening waren de voornaamste motieven, maar volgens het OM was ook het „vóór zijn van wraakacties van de tegenpartij” reden om te moorden. „Slachtoffers waren honden, honden die moesten slapen”, zo vatte het OM verklaringen van kroongetuige B. samen. Als een liquidatie was geslaagd, werden er onderling „triomfantelijke berichten en felicitaties” rondgestuurd.
De onderscheiden bendeleden hadden allen een eigen taak, aldus het OM. Er waren schutters en spotters en mensen die hen aanstuurden. Anderen regelden wapens, voertuigen, schuilplaatsen, geld en PGP-toestellen. Er werden corrupte contacten ingeschakeld voor kentekens en valse identiteitsbewijzen.
Afscherming was een kernbegrip binnen de werkwijze van de organisatie. „Alles in de organisatie was daarop gericht”, zei de officier van justitie op basis van de verklaringen van de kroongetuige. „Iedereen wist zo weinig mogelijk van elkaar, om het risico te beperken bij een aanhouding of een doorzoeking.”
„Als Taghi ergens bang voor was, dat was het dat ‘hitters’, de schutters, zouden gaan praten, want Taghi stond direct met hen in contact”, citeerde de officier de kroongetuige. „De naam van Taghi werd niet uitgesproken, zelfs al zat je in de auto of was je met zijn tweeën.”
Het OM heeft in totaal tien dagen nodig om het bewijs aan de rechtbank uiteen te zetten. Op 28 juni ronden de officieren van justitie het betoog af met de strafeisen.