VVD worstelt met waarde religie
Ooit had de VVD veel met religie, anno 2004 neigt de partij naar een „universele seculiere moraal.” Uitgaan van een geloofsovertuiging heet nu „lijnrecht in strijd met de principes van het liberalisme.” Of klinkt er toch nog iets door van het oude geluid, dat in 1980 formeel werd gesmoord?
Die vraag blijft staan nadat het wetenschappelijk bureau van de VVD, de Teldersstichting, vrijdag in de Koninklijke Schouwburg in Den Haag een symposium wijdde aan haar vijftigjarig bestaan. De kwestie kwam al bovendrijven toen directeur P. van Schie ’s ochtends inging op het rationalisme als drijvende kracht achter het liberalisme. Want dat rationalisme is een tijdlang minder sterk geweest.
De Bond van Vrije Liberalen overwoog aan het begin van de twintigste eeuw in zijn beginselprogramma op te nemen dat liberalen behoren te staan voor een „gezonde ontwikkeling van de godsdienstzin.” Dat werd nog weggestemd. Niettemin erkende de Liberale Staatspartij enkele jaren later toch formeel de waarde van „het godsdienstige leven voor maatschappij en staat.”
Ook de VVD beleed dat bij haar oprichting in 1948. „De grondslagen van de Nederlandse samenleving wortelen bovenal in de christelijke geest, die ons volk de waarde en vrijheid van de mens en zijn verantwoordelijkheid heeft doen beseffen.” De liberale leidslieden van toen achtten het een „onafwijsbare eis om door versterking van deze geest zedelijke ontworteling en geestelijk nihilisme te overwinnen.”
Kamerlid Hirsi Ali heeft dus niet helemaal gelijk wanneer zij de VVD in haar strijd tegen islamextremisme typeert als Partij van de Verlichting, meent Van Schie. Anderzijds plaatst hij ook een kanttekening bij de religiegezinde teksten. Volgens hem waren die toch wat opportunistisch en golden ze slechts voor de decennia dat de confessionele partijen hun liberale concurrenten electoraal klein wisten te houden.
De directeur van de Teldersstichting is er blij mee dat de openlijke waardering voor het christelijk geloof in 1980 uit de beginselverklaring werd geschrapt. In de jubileumbundel ”Aurea Libertas” (gouden vrijheid, red.), die hij vrijdag presenteerde, markeert hij het grote verschil tussen liberaal en confessioneel. Het ontlenen van politieke richtlijnen aan een geloof staat volgens hem „lijnrecht” tegenover de liberale principes.
Bijval krijgt Van Schie van zijn Belgische collega D. Verhofstadt, medeoprichter van de Vlaamse denktank Liberales. Volgens hem kan alleen het individualisme als „hoeksteen van de samenleving” worden aangemerkt. Het liberalisme is daar in elk geval op gebaseerd en staat als zodanig diametraal tegenover alle ideologieën en overtuigingen die de mens benaderen als onderdeel van een groep.
Verhofstadt denkt daarbij niet alleen aan communistische dictaturen of nationaal-socialistische tirannen, maar ook aan „fanatiek-religieuze groeperingen” en conservatieven. Zij alle weigeren de mens te zien als een doel, maar degraderen de burger tot een middel, meent hij. De religieuzen doen dat door mensen „te onderwerpen aan heilige teksten”, waartegen de overheid strijd heeft te voeren.
Hirsi Ali doet dat, en zij voert dus een „puur liberale strijd.” De dag dat zij terugkeert van haar schuiladres zal door Verhofstadt worden geprezen als een dag van overwinning op het „obscurantisme.” In navolging van de liberale rechtsfilosoof Cliteur pleit de Vlaamse denker voor de aanvaarding van een „universele seculiere moraal.” De mens, „en niets anders dan de mens”, moet daarin centraal staan.
Toch denkt niet iedere liberaal er vandaag de dag precies zo over. Curator J. van Doorn van de Teldersstichting in elk geval niet. Via de dagvoorzitter laat hij weten er geen voorstander van te zijn om de antiklerikale lijn van enkele vooraanstaande liberalen uit de negentiende eeuw weer over te nemen. Volgens Van Doorn leidt dat in Nederland nergens toe en doen politici er beter aan de tegenstellingen te pacificeren.
Oud-partijleider Bolkestein komt in ”Aurea Libertas” terug op het standpunt waarmee hij in 1994 veel opzien baarde. De VVD had nooit de verwijzing naar de joods-christelijke grondslag van Nederland uit het beginselprogram moeten schrappen. „Dat is namelijk een feit”, vindt hij ook nu nog. „Dat kun je niet wegpoetsen door die zin te schrappen. Dan ontken je een deel van onze erfenis.”
Op het jubileumsymposium bepleit Bolkestein een „bezielend verband” voor Nederland. Ook partijaanvoerder Van Aartsen geeft aan dat het onderschrijven van de wetten niet voldoet voor goed burgerschap. Hij breekt een lans voor het standpunt van de neopatriotten: „Je moet aan burgerschap ook inhoud meegeven, substantie, emotie. Niet alleen kale regels, maar ook geschiedenis en een gedeelde toekomst.”
Bij de invulling van die nationale identiteit komt het er dan op aan, aldus Van Aartsen. Welke geschiedenis, welke toekomst? Graag gaat de fractieleider het debat aan: „Over Rembrandt en Van Basten, over Lobith en de Deltawerken, over christendom en humanisme.” En daar ziet Van Aartsen het dilemma: „Hoe preciezer je het invult, hoe meer mensen je buitensluit.”