Suriname ruziet over ambassade in Jeruzalem
Het ziet er toch niet naar uit dat Suriname binnenkort een ambassade in Jeruzalem gaat openen, zoals eerder deze week door Israël was gemeld. Het plan stuit op zoveel verzet in Suriname dat het parlement eist dat de plannen worden afgeblazen.
De Israëlische minister Buitenlandse Zaken Yair Lapid maakte afgelopen week na een ontmoeting met zijn Surinaamse ambtsgenoot Albert Ramdin in een tweet met trots bekend dat Suriname een ambassade zou openen in Jeruzalem. „Dank u wel Suriname”, zei hij in het Nederlands. Ramdin bevestigde het nieuws kort daarna. „We willen de functionele, technische en economische samenwerking met Israël versterken”, zo motiveerde hij het besluit.
Suriname zou na de Verenigde Staten, Guatemala, Honduras en Kosovo het vijfde land zijn dat een ambassade in Jeruzalem zou vestigen. De meeste andere landen erkennen de historische stad niet als hoofdstad van Israël omdat het deels als bezet gebied wordt beschouwd.
Suriname zou bovendien als eerste lidstaat van de Organisatie van Islamitische Samenwerking (OIC) Jeruzalem in feite als hoofdstad erkennen, wat haaks staat op het standpunt van de instantie waar Suriname in de jaren 90 tot is toegetreden. Onder president Desi Bouterse werd in 2011 zelfs Palestina erkend.
Verspreking
Sinds 1976 heeft Paramaribo diplomatieke betrekkingen met Israël, maar dat leidde nog nooit tot de opening van een ambassade. Vanuit Tel Aviv wordt het land vertegenwoordigd door een honorair consul. Wat Ramdin ertoe heeft gebracht om de Israëliërs de opening van een diplomatieke vestiging in Jeruzalem in het vooruitzicht te stellen, is onbekend. Vermoed wordt dat hij de gevoelige kwestie totaal verkeerd heeft ingeschat en zelf ook is geschrokken van de felle reacties. Uit een eerste reactie vanuit het buitenland lijkt hij echter nog niet van plan te zijn om zijn voornemen te laten varen. „Ik zal op korte termijn met tekst en uitleg komen”, zei hij. Ramdin keert dit weekeinde terug in Suriname.
Zijn toezegging aan Israël leidde in eigen land, waar bijna 20 procent van de bevolking moslim is, tot een storm van kritiek. De zes moslimorganisaties kwamen in het geweer en ook in de Nationale Assemblee, het Surinaamse parlement, stuitte het op ongekend fel verzet. Parlementariër Barkat Mohab-Ali, moslim én lid van de partij van Ramdin en Santokhi, vraagt zich af of het misschien een verspreking was van Ramdin of dat hij wellicht niet goed is begrepen door zijn Israëlische collega. Hij tilt zo zwaar aan de kwestie dat hij zelfs uit de regeringscoalitie dreigt te stappen.
Gevoelig
Hij kreeg bijval in het parlement van andere leden, onder wie ook niet-moslims. Parlementsvoorzitter Marinus Bee gooide de knuppel in het hoenderhok door Mohab-Ali onvoorwaardelijk te steunen. „We weten hoe gevoelig het is om een ambassade te openen in Jeruzalem. Ik wil duidelijk verwoorden voor de regering dat we dat niet willen.” Vice-president Ronnie Brunswijk, partijgenoot van Bee, probeerde de boel te sussen en stelde dat de regering nog geen definitief standpunt heeft ingenomen.
Suriname heeft nooit partij gekozen in het al decennia durende conflict tussen Israël en de Palestijnen. Dat minister Ramdin nu wel expliciet kiest voor Jeruzalem als plaats voor de ambassade, is daarom opmerkelijk. Hij heeft nu zichzelf en zijn land daardoor in een zeer lastig pakket gebracht. Want hij zal waarschijnlijk aan Israël moeten uitleggen dat hij te voorbarig is geweest en dat er dus geen ambassade in Jeruzalem komt. Dat zal daar niet met gejuich worden ontvangen en de relatie tussen de landen op de proef stellen.
Suriname is er vooral veel aan gelegen wereldwijd diplomatieke relaties aan te knopen. Het land kampt met een enorme crisis en kan de buitenlandse schulden van ruim 4 miljard dollar niet betalen.