Kerk & religie

Tegendraads geluid in modern atheïsme

God is groot, wij begrijpen Hem niet. Dat beaamt de Oxfordse godsdienstfilosoof prof. Richard Swinburne ten volle. Maar er zijn volgens hem genoeg redelijke argumenten aan te voeren om het bestaan van God aannemelijk te maken voor de wetenschap. „Herman Philipse zegt dat het rationeel onmogelijk is om in God te geloven, ik vind het daarentegen juist wel rationeel.”

K. van der Zwaag
17 December 2004 19:59Gewijzigd op 14 November 2020 02:01
UTRECHT – Prof. dr. Richard Swinburne uit Oxford beschouwt geloof en rede niet als in strijd met elkaar. „Ik geloof zeker dat de Heilige Geest mensen het geloof schenkt en dat Hij daarvoor de openbaring in de Schrift gebruikt. Maar in deze moderne werel
UTRECHT – Prof. dr. Richard Swinburne uit Oxford beschouwt geloof en rede niet als in strijd met elkaar. „Ik geloof zeker dat de Heilige Geest mensen het geloof schenkt en dat Hij daarvoor de openbaring in de Schrift gebruikt. Maar in deze moderne werel

Swinburne is een van de toonaangevende christelijke godsdienstfilosofen ter wereld. Van huis uit was hij lid van de Anglicaanse Kerk, maar hij ging over naar de Grieks-Orthodoxe Kerk „omdat in de Anglicaanse Kerk iedereen zijn eigen mening vertelde.” Tegenover de volgens hem liberaal geworden Kerk van Engeland handhaaft de Grieks-Orthodoxe Kerk de klassiek-christelijke dogma’s. Swinburne voelt zich vooral thuis in de christelijke traditie tot 1850 waar het gebruik van de rede als een onmisbare ondersteuning van het christelijk geloof werd gezien.

De Oxfordse godsdienstfilosoof, sinds 2002 met pensioen, wil tegenover Britse atheïstische wetenschappers zoals Richard Dawkins en Stephen Hawking aantonen dat de natuurwetenschappen wel degelijk goede argumenten kunnen leveren voor het geloof in God. Hij beschrijft in zijn werk vooral het godsbeeld van het zogenaamde theïsme, de theologische overtuiging dat God een Persoon is Die almachtig, alwetend en volmaakt vrij is. Het theïsme is volgens hem een goede hypothese voor het geven van een verklaring van de doelgerichtheid van de wereld.

Swinburne: „De orde in de natuur, met haar doelgerichtheid, kan niet door de wetenschap alleen worden verklaard. Ik wil het bestaan van God daarmee niet bewijzen, maar het wel als mogelijk en zeer aannemelijk voorstellen. Het bestaan van God geeft zin aan het geheel van onze ervaring. Er is een universum, er bestaan natuurwetten en er leven mensen met bewustzijn en moreel besef.

Als ik naar een verklaring van al deze publieke feiten zoek, dan is voor mij het bestaan van een alwetend en almachtig God de beste verklaring. Daarnaast hebben we het getuigenis van de Schrift aangaande het leven, de dood en de opstanding van Jezus Christus. Ook dat zijn publieke feiten waarover de wetenschap zich kan buigen.”

Prof. Swinburne voegt eraan toe dat het daarbij niet wezenlijk van belang is om vast te houden aan de overtuiging dat de schepping uit het niets voortgekomen is. „Het boek Genesis vertelt het ontstaan van de schepping in de vorm van een parabel. Fundamenteler is voor mij de overtuiging dat de wereld door God onderhouden wordt, van moment tot moment. Deze eeuwige afhankelijkheid is meer van belang dan de gedachte dat er een absoluut begin moet zijn, al is dat wel mogelijk, maar niet noodzakelijk. Ook ten aanzien van de theorie van de Big Bang kun je stellen dat deze het bestaan van God niet uitsluit. Ook God kan de oorzaak van de oerknal geweest zijn. Het zijn problemen die wij niet kunnen oplossen.”

Swinburnes werk kenmerkt zich door een apologetische gerichtheid. Hebben zijn opvattingen tot een verandering in denkwijze geleid? Swinburne is er nuchter in. „Er zijn mensen die zich door mijn werk hebben laten overtuigen en het bestaan van God anders zijn gaan bezien. Engeland is een niet-religieus land waarin de meerderheid van de wetenschappers niet gelooft in het bestaan van God. In Amerika is dat het tegenovergestelde.

Atheïsten zijn vaak op zoek naar een verklaring waarom er geen God is en of het bestaan van God wellicht toch mogelijk is. Ik probeer argumenten aan te dragen die in deze richting gaan. Ik geloof zeker dat de Heilige Geest mensen het geloof schenkt en dat Hij daarvoor de openbaring in de Schrift gebruikt.

Overtuigingen zoals de godheid van Christus, de vergeving van zonden, de opstanding der doden zijn zaken die je alleen kunt geloven. Maar in deze moderne wereld worden mensen juist door argumenten geleid en zeker ten aanzien van het bestaan van God zijn goede argumenten aan te dragen. Wat ik doe, is niets anders dan de mensen op een redelijke wijze ontvankelijk te maken voor het bestaan van God.”

Dat brengt prof. Swinburne op het voor hem grote belang van de „natuurlijke theologie”, de stroming die ervan uitgaat dat het bestaan van God uit de orde van de natuur af te leiden is. „De gedachte van een natuurlijke theologie is in de christelijke traditie altijd gemeengoed geweest. Paulus spreekt er al over in Romeinen 1:20. Alle grote kerkvaders gingen van deze theologie uit. Ik ga niet zover als het Eerste Vaticaanse Concilie, dat stelde dat het bestaan van God met behulp van de natuurlijke rede is te begrijpen zonder bovennatuurlijke openbaring, maar zonder natuurlijke theologie is er geen christendom mogelijk. Pas halverwege de negentiende eeuw verdween deze vorm van theologie onder invloed van Hume, Kant en Darwin. Dat is desastreus geweest voor het christendom.”

Prof. Swinburne ziet binnen de godsdienstfilosofie meer ruimte om rationeel over God na te denken dan bij de theologie. „Theologen verzetten zich tegen het rationeel argumenteren over God. Ik denk dat het te maken heeft met de overheersende invloed van Karl Barth. In deze traditie ziet men God niet als een Wezen over Wie we logisch kunnen nadenken. God is voor Barth zo groot dat Hij alleen te begrijpen is door middel van openbaring. Ik ontken dat ook niet, maar de rede kan wel een belangrijke rol vervullen door het geloof aannemelijk te maken. Er zijn mensen die tot geloof komen op grond van een religieuze ervaring, maar er zijn er ook voor wie de argumenten de weg banen. De Heilige Geest gebruikte deze argumenten als een instrument.”

Prof. Swinburne reageert gematigd positief op het bericht deze week dat de 81-jarige Britse hoogleraar filosofie Antony Flew, die ruim een halve eeuw een vurig pleitbezorger van het atheïsme was, van gedachten is veranderd. Na decennialang te hebben beklemtoond dat geloven onzin is, is Flew tot de conclusie gekomen dat een vorm van intelligentie of eerste oorzaak het heelal moet hebben geschapen. Swinburne: „Flew gelooft nu inderdaad in een soort van God, en dat is een hele verandering. Er moet volgens hem een soort van Schepper-God zijn, maar hij ontkent tegelijkertijd dat deze God goed is. Hij is dus geen christen geworden, al zijn zijn filosofische bezwaren tegen het bestaan van God verdwenen.”

De Oxfordse filosoof staat mijlenver van de Leidse filosoof Herman Philipse, een van de meest overtuigde atheïsten in Nederland. De ironie wil dat Swinburne de twee dagen van zijn aanwezigheid in Nederland deze week bij Philipse logeert. Hij is uitgenodigd tijdens een van diens colleges. „Philipse gelooft dat het niet rationeel is om in God te geloven. Wel, ik zeg dat het juist wel rationeel is. Ik merk gelukkig de laatste vijftig jaar een omslag binnen de godsdienstfilosofie als het gaat over het ter sprake brengen van God. Het is weer een serieus onderwerp van onderzoek. Ik heb deze week veel met Philipse gediscussieerd, maar ik verwacht niet dat ik hem daarmee heb weten te overtuigen.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer