Paradijsleven
Psalm 119:11
„Ik heb Uw reden in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou.”
Het Woord wil de ziel begenadigen om alles te doen voor God. Het verandert een gevangenis in een paradijs. Het maakt martelaarschap zo aangenaam als een bed van rozen. Gods Woord is een beproefd wapen om ons te versterken en bekwaam te maken om al de verdrukkingen te verdragen, voor God en van God. Daarom zegt David: „Indien Uw wet niet was geweest al mijn vermaking, ik was in mijn druk al lang vergaan.” Zijn vermaking in de wet ondersteunde hem voor zinken en verdrinken. Het is zoals olie voor het wiel, zoals zeilen voor een schip en zoals vleugels voor een vogel. Maar de vreugde die een goddeloos mens heeft in het Woord, is een machteloze, dode, onvruchtbare en krachteloze vermaking. Het is als een papieren helm en een geschilderd vuur, die hem niet zal tegenhouden in het uur van tegenspoed. De personen die bij steenachtige aarde vergeleken worden, vielen af, niettegenstaande hun vreugde wanneer vervolging oprees om het Evangelie (Mattheüs 13). Maar de vermaking van een ware heilige is een ziel-versterkende en ziel-ophoudende vermaking. „De blijdschap des Heeren is haar sterkte” (Nehemia 8:11). De vermaking die een godzalig mens heeft in het Woord, is een vermaking die zonde uitsluit. Zij kan niet bestaan met een vermaak in enige zonde. Daarom zegt David: „Ik heb Uw reden in mijn hart verborgen, opdat ik tegen U niet zondigen zou” (Psalm 119:11).
Edmund Calamy, predikant te Londen
(”De ark van de vromen”, 1658)