Vrijheid voor kerken is zegen die voorbij kan gaan
De scheiding van kerk en staat kan bescherming bieden tegen de waan van de dag. Maar onder invloed van de tijdgeest kan er zomaar een andere wind gaan waaien, waardoor die beschermende dijk kan bezwijken.
Wat zou Paulus gedacht hebben toen de rechtszitting bij stadhouder Gallio zo abrupt eindigde (Handelingen 18)? Het kwam niet tot een inhoudelijke behandeling. Het oordeel was: niet-ontvankelijk. Gallio brandde er zijn vingers niet aan. Wegwezen moesten ze!
Misschien betréurde Paulus het wel dat hij zich niet inhoudelijk kon verantwoorden. Hij kreeg immers de kans niet om zijn verhaal te doen (18:14). Gallio had zijn oordeel al klaar: hij ging hier niet over. Het ging niet over doodslag, oproer of een ander strafbaar feit. Het was een interne religieuze kwestie. Daar bleef Gallio graag buiten.
Misschien was Paulus ook wel verbáásd. Het had toch heel anders kunnen uitpakken? In plaats van de zaak als een interne religieuze kwestie naar Joods recht af te doen, had Gallio die wel degelijk ook aan de bepalingen over religie in het Romeinse recht kunnen toetsen. Een nieuwe, niet erkende godsdienst kan toch zomaar de verdenking oproepen staatsgevaarlijk te zijn?
Maar misschien was Paulus vooral verhéugd dat de aanklacht hoe dan ook van tafel was geveegd. Daardoor kon het Evangelie van de gekruisigde en opgestane Christus immers onbelemmerd voortgang vinden. Daardoor kon hij ongehinderd het Woord prediken. Is daar het Bijbelboek Handelingen ook niet vol van: hoe ondanks alle weerzin en weerstand overal het Evangelie gepredikt wordt en door Gods genade ingang vindt in de harten van mensen. Niet de tegenstanders hebben uiteindelijk de touwtjes in handen. God regeert!
Waardenpatroon
Zo is door Woord en Geest de boodschap van het Evangelie doorgegaan. Zo groeide de Kerk. Zo zijn landen en volken gestempeld door de boodschap van Gods Woord. De doorwerking ervan in Europa trok de eeuwen door ook steeds diepere sporen in recht en moraal. Natuurlijk is het beslag van het Woord niet in ieder mens, niet in ieder land, niet in iedere tijd even groot. Het is waar: steeds zijn weerbarstigheid en gebrokenheid er ook.
Maar toch: misschien zien we juist in een tijd van voortgaande kerkverlating en geloofsafval wel scherper dat het waardenpatroon van Europa niet ‘zomaar’ historisch gevormd is. Juist als een nieuw ‘normaal’ zich een weg baant, zien we dat het oude ‘normaal’ diepe wortels heeft in Gods Woord, in de prediking van het Evangelie. Zien we hoeveel waarden er gegroeid zijn in de veilige bedding van Gods goede geboden, de samenleving ten goede.
Beseffen we wel wat er uiteindelijk op het spel staat? Waarom zal ik in mijn huwelijk trouw zijn als dat mijn eigenbelang of genot in de weg staat? Waarom moet ik het gezag van een overheid aanvaarden als ik er zelf nooit voor getekend heb? Waarom zal ik mijn vijand of iemand die mij dwarszit het niet betaald zetten, in plaats van hem lief te hebben?
We kunnen godsdienst en moraal wel louter als een privézaak zien, onverschillig zijn als een Gallio, maar ten diepste gaat het wel om de ziel van een cultuur, om de bezieling. Neutraliteit is uiteindelijk onmogelijk. In het spervuur van goed en kwaad, van recht en onrecht vallen beslissende keuzes, die uiteindelijk de samenleving in het hart raken.
Scheiding kerk en staat
Een op de spits gedreven scheiding van kerk en staat, de opvatting dat godsdienst en politiek niets met elkaar van doen hebben, drijft uiteen wat bij elkaar hoort. Voor alle duidelijkheid: zo’n uitgangspunt is een aanvechtbare politieke opvatting, geen geldend staatsrechtelijk principe. In onze tijd wordt het niet zelden ten onrechte gehanteerd als aanvalswapen tegen elke verbinding tussen godsdienst en politiek. „Het kan niet hoor, een bede in de troonrede. Het mag niet hoor, de zondag als rustdag beschermen. Bijbelse noties inbrengen over huwelijk en seksualiteit? Foei, in strijd met de scheiding van kerk en staat.” De misverstanden en onduidelijkheden rond het principe van de scheiding van kerk en staat zijn al tijdenlang legio.
Groen van Prinsterer wees er in de negentiende eeuw al op hoe de revolutionaire invulling van het begrip scheiding van kerk en staat zich een eigen weg baant. „De zogenaamde scheiding, gelijk zij veeltijds aangeprezen wordt, is de vereniging met onverschilligheid en ongeloof en leidt tot onverdraagzaamheid en vervolging van al wat zich naar de praktikale eisen van het ongeloof niet voegt.” Deze vlijmscherpe analyse is verrassend actueel.
Bij de uitleg en toepassing van het begrip ”scheiding van kerk en staat” luistert het nauw. Het is net als met regen: zowel teveel als te weinig regen kan schadelijk zijn. Het staatsrechtelijke principe van de scheiding van kerk en staat heeft tot op de dag van vandaag ook een belangrijke positieve en beschermende werking. Als een waarborg voor niet-inmenging van de staat in de eigen rechtssfeer van de kerk verdient het steun en bijval.
„Zijt niet bevreesd”
Toen enkele gemeenteraadsleden uit Gorinchem het stadbestuur kortgeleden vroegen om er een stokje voor te steken dat een dominee in Gorinchem kwam preken, omdat ze aanstoot namen aan zijn opvattingen, gaf het college van burgemeester en wethouders gelukkig helder aan dat dit in strijd met de scheiding van kerk en staat zou zijn. Toen Kamerleden tijdens de coronatijd de kerkdeuren ook resoluut in het slot wilden gooien, stond de scheiding van kerk en staat, de terughoudendheid om te treden in de eigen ruimte voor de kerk, dat gelukkig in de weg.
Vrijheid voor de kerken, vrijheid voor de verkondiging van het Woord is een groot goed, niets minder dan een zegen. Staatsrechtelijke beginselen kunnen een waardevolle bescherming bieden tegen de waan van de dag of de grillen van de macht. Maar laten we ons niet rijk rekenen – de verkondiging van de ene Naam die onder de hemel gegeven is en het opkomen voor Gods instellingen en geboden kunnen vroeg of laat evenzeer tegenstand oproepen. Onder invloed van de waan van de dag of de geest van de tijd kan er zomaar een andere wind gaan waaien waardoor de beschermende dijk kan bezwijken.
Vrijheid voor de kerken is een groot goed. Maar het hoogste goed kan en mag niet zijn dat we met rust gelaten worden, dat we tegenstand koste wat kost uit de weg gaan.
Wat Paulus van de uitspraak van Gallio gedacht of gezegd zou hebben, staat niet in de Schrift. Kennelijk niet zo belangrijk. Wat de Heere tegen Paulus zei, staat er wel. Dat is ook veel belangrijker: „Zijt niet bevreesd, maar spreek en zwijg niet. Want Ik ben met u, en niemand zal de hand aan u leggen om u kwaad te doen” (18-10). Dat geeft moed en kracht om verder te gaan. Ook als de weg moeilijk wordt.
De auteur is fractievoorzitter van de SGP in de Tweede Kamer. Dit artikel is een verkorte weergave van zijn toespraak op 16 mei tijdens de residentiepauzedienst in de Waalse Kerk in Den Haag.