Texelse boer kan straks irrigeren
Bij droogte hebben Texelse boeren een probleem. Het grondwater is zout en een externe zoetwaterbron is er niet op het eiland. De oplossing ligt echter binnen handbereik.
Zeven miljoen kuub water. Dat hebben Texelse akkerbouwers nodig om hun land ’s zomers te kunnen beregenen. Klinkt veel, maar het valt mee als je bedenkt dat er jaarlijks zo’n 44 miljoen kuub neerslag valt op het eiland.
De oplossing bleek even simpel als ingenieus: sla de neerslag ’s winters op, zodat die ’s zomers gebruikt kan worden om te bevochtigen. Tine te Winkel, watereconoom bij consultantbureau Acacia Water, is vanaf het begin betrokken bij het project Zoete Toekomst Texel. Het project heeft tot doel om het eiland zelfvoorzienend te maken op het gebied van zoet water. „De eerste neerslag is eind april succesvol geïnfiltreerd en opgeslagen in de bodem. Dat is echt een mijlpaal. We verwachten dat boeren op Texel vanaf volgend jaar hun akkers kunnen bewateren.”
Tot nog toe was dat ondenkbaar. Te Winkel: „Boeren kunnen hier geen haspel in de sloot leggen of grondwater oppompen, want dat water is zout.” De eilanders houden daarom vaker rekening met een misoogst dan hun collega’s op het vasteland. „Een keer in de vier jaar verwachten boeren hier een lagere gewasopbrengst. De wil om te investeren in een systeem dat irrigatie mogelijk maakt, is groot.”
Volgens de watereconoom lozen boeren ’s winters het overtollige water via drainagebuizen in de sloot. „Die drainage gebruiken we nu om het teveel aan regenwater naar een verzamelleiding te pompen.” Een zand- en koollaag filtert de neerslag, waarna het dieper in de grond onder de kleilaag wordt opgeslagen in een zoetwaterbel.
Wanneer beregening in droge periodes nodig is, wordt het water omhoog gepompt en via de drainagebuizen teruggebracht in de akkergrond. Zo komt het rechtstreeks bij de wortels van de gewassen terecht. Volgens Te Winkel een efficiënte manier, waardoor bijna geen water verloren gaat. „Bij beregening met een waterkanon, komt maar 60 procent van het water bij de wortels terecht.”
Het infiltratiesysteem heeft eerst als proef gedraaid op één hectare landbouwgrond, licht Te Winkel toe. „Dat is uitgebreid naar twee percelen van dertig hectare per stuk.” Bij het project zijn zeven agrariërs betrokken, maar op termijn wil Acacia Water het systeem toegankelijk maken voor meer boeren op het eiland.
Is het project ook dé oplossing voor de rest van Nederland? „In heel Nederland valt er ’s winters meer neerslag dan dat er ’s zomers nodig is. Het probleem is echter dat boeren en waterschappen jarenlang gericht zijn geweest op de afvoer van water.” Hoge dijken bouwen en droge voeten houden was decennia het credo. „We moeten een omslag in ons denken maken en waterbesparend gaan werken op de plekken waar het kan.”
Urgentie
Volgens de zegsvrouw zou het project sowieso toegepast kunnen worden in het Nederlandse kustgebied. „Dit systeem is specifiek gericht op wateropslag in een zilte bodem, maar we doen dergelijke projecten over de hele wereld. Met een aanpassing aan de techniek zou het ook in de rest van Nederland mogelijk zijn.”
Probleem is volgens Te Winkel wel dat boeren zelf opdraaien voor de kosten. „Op een eiland is de noodzaak om water te besparen hoog. We zitten nu in de ontwikkelingsfase, dus de kosten zijn nog hoog. Maar ik neem aan dat we snel een goede marktprijs kunnen bieden.”
Bij de gemiddelde Nederlandse boer ontbreekt het volgens Te Winkel echter dikwijls aan een gevoel van urgentie. „Als je gewoon water uit de grond of sloot kan pompen, waarom zou je dan als boer investeren in een dergelijk systeem?”
Naar Te Winkels mening moet er daarom een discussie op gang komen over beschikbaarheid van water. „De droogte lijkt een jaarlijks terugkerend probleem. Draaien alleen boeren op voor de extra kosten bij droogte? Of is de beschikbaarheid van water een maatschappelijk probleem?”
Volgens de watereconoom hoeft een oplossing niet altijd even duur te zijn. „We doen waterbesparingsprojecten van Jordanië tot Suriname. In Nederland hebben we de neiging om alleen de beste en meest geavanceerde technieken te accepteren. In andere landen worden eenvoudige oplossingen vaak sneller geaccepteerd.”