Zaaien in rode aarde
Het zuiden van Syrië. Hier ontsprong de vonk die het hele land in vuur en vlam zette. Maar het is ook het gebied waar christenen eeuwenlang een hoofdrol speelden. De echo’s van beide grote verhalen klinken na in het kleine dorp Kharaba.
I: Het land
ROOD. Dat is de kleur van de aarde in het zuiden van Syrië. Op weg van Damascus naar de grens met Jordanië zie je de aarde voor je ogen veranderen. Het stoffige, bruingele land transformeert vrij plotseling in grond met onmiskenbare roodtinten. En even plotseling duiken er olijfbomen op, die het hier beter doen dan waar ook in dit door oorlog verscheurde land.
Dat er iets bijzonders is met de grond hier in het zuiden van Syrië, dat weten de bewoners zelf al eeuwenlang. Maar hoe moet je dat nu precies omschrijven? Basan, noemden ze het in het oude Israël – van het Hebreeuwse ha-Bashan, ”de lichte grond”. Hauran, noemden Arabische stammen het vanaf de 5e eeuw voor Christus – en dat betekent juist ”zwart land”.
Over één ding waren ze het eens: het gebied is bijzonder vruchtbaar. Basan hoorde (met onderbrekingen) tot het Bijbelse Israël en leverde de koningen van Israël veel op. De vette „koeien van Basan” werden door de vermelding van de profeet Amos zelfs spreekwoordelijk. En ook voor de Romeinen fungeerde de regio als graanschuur.
Die vruchtbare grond heeft alles te maken met de kenmerkende rode kleur. Hauran, zoals het gebied nog steeds genoemd wordt, ligt op een vulkanisch plateau. Van enige vulkanische activiteit is al sinds mensenheugenis geen sprake meer, maar de typische samenstelling die de grond zo vruchtbaar maakt, is gebleven. En daar plukken de bewoners al eeuwenlang de vruchten van. Dat is letterlijk zo: de streek staat bekend om zijn wijnbouw. Rode druiven doen het blijkbaar goed op rode grond.
II: Het verleden
ROOD. Dat was de kleur van de vlag van het Byzantijnse Rijk, die hier eeuwenlang wapperde. Wie steden als Bosra en al-Suwayda bezoekt –samen met Daraa de belangrijkste plaatsen van Zuid-Syrië– hoeft niet veel moeite te doen om zich daar een voorstelling van te maken. Je struikelt hier over de Byzantijnse overblijfselen: van kerken tot theaters. Dat is niet zo vreemd; door de vruchtbare grond was dit gebied gewild bij tal van wereldrijken, die er allemaal hun stempel op zetten.
Het ultieme pronkstuk uit de Romeinse tijd in Zuid-Syrië is zonder twijfel het Romeinse theater van Bosra, gebouwd van basalt dat, door de vulkanische lagen in de grond, hier overal te krijgen is. Basalt is degelijk en kan de eeuwen trotseren. En dat blijkt. Het theater van Bosra dateert uit de 2e eeuw en is een van de best bewaarde Romeinse theaters in de wereld. Decennialang kon het op grote toeristenstromen rekenen.
Maar vandaag de dag is er in het kapotgeschoten en verlamde Syrië geen toerist die het gebied bezoekt. Het terrein voor de ingang van het theater is uitgestorven. In een hoek hebben militairen een kampement opgezet. Een aantal van hen slentert rond, de meesten rokend.
Het restaurant op het plein is zwaargehavend. Hier vonden in 2015 heftige gevechten plaats tussen het regeringsleger en rebellengroepen. Het theater zelf is nagenoeg ongeschonden gebleven. Er is één bewaker aanwezig, die graag ook als gids wil dienen. Het is een kans om wat te verdienen. Uit zijn zak haalt hij replica’s van oude, ijzeren Byzantijnse kruisvormen die hier gevonden werden. Hij biedt ze te koop aan, voor bijna niets.
Ook in al-Suwayda ligt de kerkgeschiedenis voor het oprapen. In die stad wonen tegenwoordig overwegend druzen – aanhangers van een syncretisch geloof dat nog het meest lijkt op de islam, al noemen veel druzen zich geen moslim. Maar ook een flink aantal christenen heeft er zijn toevlucht genomen. Midden op een doorgaande route door de stad is een rotonde gebouwd. In het hart van de rotonde staat een oude boog uit Romeinse tijden, geflankeerd door een stapel stenen. Het zijn de overblijfselen van een oude Byzantijnse kerk. Maar de eerbiedwaardige boog is blijkbaar ook voor andere doeleinden aangewend: de mensen in al-Suwayda spreken erover als „de galg.”
Hoe dan ook, naar de kerk kun je er niet meer. De stapels stenen vertellen in de eerste plaats wat ooit is geweest. In al-Suwayda, en meer nog in Bosra, is het roemruchte christelijke verleden weliswaar nooit ver weg, maar het is toch vooral iets van vroeger.
III: Het geweld
ROOD. Dat was onmiskenbaar de kleur van het bloed van Hamza al-Khatib. Al is het op de gruwelijke foto’s die van hem zijn overgebleven, zwart verkleurd. De 13-jarige Hamza liep op 29 april 2011 met zijn familie mee in Daraa in een protest tegen de Syrische overheid. In Daraa, de provincie waar Hamza zelf ook vandaan kwam, waren zulke protesten al even aan de gang. Gewelddadig waren ze niet echt te noemen. Tot dat moment.
Toen de groep demonstranten het dorp Saida bereikte, werd er plotseling met scherp op hen geschoten. Sommige mensen stierven ter plekke, anderen zochten in paniek een veilig heenkomen. En te midden van die chaos pakte de Syrische veiligheidsdienst tientallen mensen op.
Een van hen was Hamza. Zijn familie zou hem nooit meer levend terugzien. Familieleden hadden in eerste instantie geen idee wat er met hem was gebeurd, al werd voor hen steeds duidelijker dat ze rekening moesten houden met het zwartste scenario. Toen ze opheldering vroegen bij de lokale politie, sprak de politiechef historisch macabere woorden. „Vergeet je kinderen. Ga naar huis, naar je vrouw, en maak nieuwe kinderen. En als je niet weet hoe, breng dan je vrouw hier. Dan zullen wij het laten zien.”
Vanaf dat moment werden de protesten grootschaliger, gewelddadiger ook. De zaterdag werd „de dag van Hamza” gedoopt. Niet alleen de provincie Daraa, maar uiteindelijk het hele land ging mee in een opstand die zijn weerga niet kende.
Intussen hadden de ouders van Hamza het lichaam van hun zoon teruggekregen. Met verbrijzelde knieschijven, brandwonden, verminkte genitaliën en schotwonden.
De beelden van zijn lichaam werkten als de vonk die het kruitvat doet ontploffen. Hamza werd het symbool van de Syrische opstand, die sindsdien in steeds gruwelijkere vormen om zich heen greep en wereldwijde gevolgen kreeg – kijk alleen maar naar de vluchtelingenstromen naar Europa.
Maar de meest apocalyptische gevolgen vonden plaats in Syrië zelf, waar Islamitische Staat meedogenloos om zich heen greep en waar tientallen rebellengroepen de wapens opnamen. Meedogenloosheid was niet alleen het kenmerk van terroristen. Ook het Syrische leger ging, geheel in de stijl van de behandeling die Hamza kreeg, steeds heftiger tekeer. Duizenden Syriërs verdwenen in overheidsgevangenissen om er nooit meer levend uit te komen.
Die strijd gaat nog steeds door. Op papier heeft het regime van de Syrische president Assad het zuiden weer stevig in handen, maar hier in de wieg van de opstand zijn haast elke week confrontaties met het leger. Vooral in Daraa al-Balad, een buurt waar al vanaf het eerste begin in 2011 opstanden uitbraken, gaat het voortdurend mis. Alleen al in 2021 vielen er meer dan 600 doden. Al doet het regime graag anders geloven, de oorlog is hier nog altijd niet voorbij.
IV: Het verval
ROOD. Dat is de kleur van de iconen in de Grieks-orthodoxe kerk in Kharaba. Het is niet overdreven om te stellen dat er vandaag geen dorp in Syrië is zonder wonden van de oorlog. Ook Kharaba, een honderd procent christelijk dorp op een steenworp afstand van de wieg van de revolutie, ontkwam er niet aan.
Het dorp, een christelijke enclave omringd door druzen en soennitische moslims, is als het ware een levende voortzetting van de christelijke monumenten in de regio. Hier komt het allemaal samen: de rode grond, de Byzantijnse geschiedenis, het bloedvergieten.
Gedurende de oorlog werd Kharaba meermaals aangevallen, herinnert George Meassy zich. Hij is ouderling van een presbyteriaanse gemeente in Damascus en nam, bij gebrek aan een predikant, jarenlang de honneurs waar in het kleine presbyteriaanse kerkje van Kharaba. Hij zag van nabij hoe het dorp met zijn vruchtbare akkers ten prooi viel aan rebellen.
„In 2011, toen de opstand om zich heen greep, zagen sommige bedoeïenenstammen uit de omgeving hun kans schoon. Ze bezetten het dorp. De inwoners waren er niet tegen opgewassen. Sommigen kwamen om, anderen vluchtten naar Damascus of andere plaatsen.”
In het decennium dat volgde, kreeg het dorp vele aanvallen te verduren. Van bedoeïenen, rebellen, een militante groep die zich Kowat Kataeb al-Sunna noemde, en anderen. De bevolking voelde zich geterroriseerd en de drie kerken bleven dicht.
Bijna 2000 jaar van christelijke aanwezigheid kwam ten einde – en naar het zich liet aanzien ditmaal voorgoed. De grond die ook voor het Evangelie zo vruchtbaar was gebleken, kwam in andere handen.
De islamitische bedoeïenen die Kharaba bezetten, stalen het meubilair en andere bezittingen van de bewoners. Huizen werden in brand gestoken, boomgaarden werden verwoest. Het hout werd gebruikt als brandstof voor de koude winters.
De sporen van die tijd zijn nog overal zichtbaar. Bij de ingang van het dorp, direct achter een verlaten weg- versperring van het Syrische leger, staat de Grieks-orthodoxe kerk. Het is een van de drie kerken in het dorp, dat voor de oorlog rond de 5000 zielen telde.
Een bijgebouw van de kerk ligt in puin. „Gevolg van een inslag”, knikt de beheerder van de kerk, die snel aan komt lopen als hij het bezoek opmerkt. Hij wijst op de muren van het godshuis, die op veel plekken kogelgaten dragen.
De man is even weg en komt dan terug met een rammelende sleutelbos. In de kerk is het leeg en koud, maar de vrouw van de koster komt al snel met koffie aanzetten. Gedecideerd vertellen de twee hun verhaal, over hoe ze gevangenen waren in hun eigen dorp. En ook hoe het leven slechts uiterst langzaam weer terugkomt in Kharaba. „Nee, het is niet meer zoals voor de oorlog. Niet iedereen wil terugkomen.”
Dat blijkt op straat. Het is midden op de dag, maar dit deel van Kharaba is uitgestorven. Een hond blaft, zwijgt dan. Het is stil geworden.
V: Het herstel
ROOD. Dat is de kleur van de Bijbels in het kleine presbyteriaanse kerkje van Kharaba, geschonken door de Nederlandse stichting Ismaël. Ze werden hier massaal uitgedeeld in mei 2020. Ouderling George Meassy herinnert zich die dag nog levendig. Na bijna tien lange jaren hadden Syrische regeringstroepen met hulp van de Russen het dorp bevrijd. De drie kerken van Kharaba luidden gezamenlijk hun klokken.
De protestantse kerk koppelde er een Bijbeldag aan vast. „Dat was een glorieuze, een heerlijke dag. Ik vergelijk het met wat er gebeurde toen de hogepriester Hilkia het wetboek terugvond in de tempel, zoals dat in 2 Koningen beschreven staat. Koning Josia vernieuwde daarop het verbond met God. Zoiets gebeurde ook in Kharaba. Het Woord van God werd teruggebracht op een plaats waar het tien jaar lang verloren was. Het geestelijk leven van de gemeente begon als het ware opnieuw op die dag, opklimmend uit de puinhopen van het decennium daarvoor.”
Toch zijn ook in de presbyteriaanse kerk de sporen van de bezetting nog overal zichtbaar. Ds. Saleem Farah, die tegenwoordig als predikant het gezicht is van protestants Kharaba, loopt naar de kelder van het godshuis. Hij wijst naar de muur. „Kijk wat hier staat: ”La ilaha illa Allah”, er is geen God dan Allah.” Hij aarzelt even, wil het vervolg van de islamitische geloofsbelijdenis over Mohammed liever niet in zijn mond nemen. „En de rest van hun belijdenis”, zegt hij dan.
Ds. Saleem heeft ervoor gekozen om de op de muur gekalkte leus te laten staan. „Als een signaal. Het was eerst een signaal voor de terroristen die de kerk bezet hielden. Ze lieten ermee zien dat zij de nieuwe eigenaars waren van de kerk en van het land. Deze plaats was islamitisch geworden. Maar God had andere ideeën. Hij maakte het mogelijk voor ons om terug te keren, om er weer een plaats voor Hem van te maken. Nu, als we zondagsschool houden, zijn hier kinderen die het verhaal van Christus horen en voor Hem zingen. Het islamitische bewijs hangt nog op de muur, maar het wordt elke zondag ontkracht door de lofprijs van zingende kinderen.”
VI: Het visioen
ROOD. Dat is de kleur van de mantel van Degene Die in het visioen van Jesaja uit Bosra komt. Het is Iemand Die afrekent met alle vijanden. Die de wijnpers alleen heeft getreden – vandaar ook dat Zijn mantel rood is als bloed.
Het is taal naar het hart van menig inwoner van Kharaba. In Bosra, daar zitten immers de bevrijders van Kharaba. Het zijn de door Rusland geleide soldaten van Failaq al-Khamis, het Syrische Vijfde Legioen. Dat legioen bestaat grotendeels uit voormalige anti-Assad-rebellen die in 2018 een verzoeningsakkoord met de Syrische overheid hebben getekend. Om toch nog een beetje op afstand van hun vroegere vijand te blijven, vechten ze officieel niet voor Assad, maar namens het Russische leger, dat in Syrië overal aanwezig is. De Russen mogen dan voor de rest van de wereld tegenwoordig de agressors zijn, voor veel inwoners van Kharaba zijn ze de bevrijders.
Zo ook voor Mansoerah Saleh al-Bashara, lokaal beter bekend als Oemm Yoesef – de moeder van Yoesef. Zij is een van de bewoners van Kharaba die niet vluchtten tijdens de bezetting van het dorp, maar altijd op hun post zijn gebleven. Terwijl de militairen van Failaq al-Khamis 100 meter verderop op hun post staan, vertelt ze in haar huis aan de rand van het dorp over die tijd. „Ik woonde hier met mijn man, Nazih al-Hajj, en onze zoon, Yoesef. Het was een heel gevaarlijke tijd. Mijn man en zoon waren altijd bang als ze het huis moesten verlaten. Bang om vermoord te worden, of gekidnapt.”
Die vrees was niet voor niets: zowel haar man als haar zoon werd uiteindelijk inderdaad ontvoerd door de rebellen. „Op een dag werd mijn man meegenomen. Ze stopten hem in een auto en gingen ervandoor. Hij werd gevangengehouden door de terroristen, samen met een groep anderen. Ze wilden hen ruilen voor gevangengenomen rebellen.”
Dat had succes; 24 uur later kwam hij weer thuis. Toch zou Oemm Yoesef hem niet lang meer bij zich hebben. „Hij had veel zorgen door alle aanhoudende onrust, al een paar jaar lang. Als gevolg daarvan kreeg hij niet lang na de ontvoering een hartaanval, waaraan hij is overleden.”
Oemm Yoesef bleef over met haar volwassen zoon. Die port de gietijzeren kachel in de kleine, volle huiskamer nog maar eens op. Hij stoot bijna de rode motor omver die ook in de kamer staat; het gaat net goed.
Ook Yoesef werd gekidnapt, zes maanden na de ontvoering van zijn vader. Maar ook Yoesef kwam niet veel later weer terug. Maar vertrekken? Hun dorp de rug toekeren? Geen sprake van. Met priemende ogen kijkt Oemm Yoesef haar bezoek aan. „Geen haar op ons hoofd die eraan dacht om hier weg te gaan. We hebben dit huis zelf gebouwd, stukje bij beetje. Dit is onze plek. We gaan dit niet aan de terroristen geven! Dit is mijn dorp, mijn land. Ik ga hier niet weg, wat er ook gebeurt.”
Dat ze het heeft volgehouden, is uiteindelijk aan God te danken, weet Oemm Yoesef. Ze wijst omhoog. „Gedurende de periode van de bezetting heb ik duidelijk ervaren dat God me kracht gaf. Dat was ook steeds mijn gebed: Heere, geef mij kracht om door te gaan tegen deze mensen met hun botte hersens die ver van U zijn.”
Ds. Saleem Farah, die erbij zit en de woorden van Oemm Yoesef vertaalt, lacht wat ongemakkelijk bij die laatste opmerking. Hij vertaalt het iets gepolijster. Maar in de kern is hij het niet met haar oneens. Want de volharding van mensen als Oemm Yoesef is niet vruchteloos geweest.
In Kharaba, waar het christelijk getuigenis na twee millennia het zwijgen was opgelegd, klinkt na een onderbreking van tien jaar het Woord weer. En als het aan ds. Saleem ligt, is dat nog maar het begin. Het grote verhaal van geweld kan het ultieme verhaal van vrede niet uitwissen. De Syrische rode aarde heeft nog niets aan vruchtbaarheid ingeboet.