„In dewelke de god dezer eeuw de zinnen verblind heeft, namelijk der ongelovigen, opdat hen niet bestrale de verlichting van het Evangelie der heerlijkheid van Christus, Die het Beeld Gods is.”

Ongelovigen kunnen zich vermaken in filosofische en menselijke boeken, maar zij kunnen zich niet vermaken in het boek van God. Merk op de droevige en ellendige staat waarin zij zich bevinden. Het is een zeker teken dat er een deksel op hun ogen en harten ligt, dat zij nog niet gezalfd zijn met de ogenzalf van Christus. De God van deze wereld heeft hun ogen verblind: zij kunnen de heerlijke uitnemendheden van Gods Wet niet zien (2 Korinthe 4:4). Het is een zeker teken dat zij niet zijn wedergeboren, want indien zij nieuwgeboren kinderen waren, zouden ze de redelijke onvervalste melk van Gods Woord begeren.

Het is een zeker teken dat de Wet van God nog niet is geschreven in hun harten en dat de Heilige Geest van God niet in hen woont. Het is een zeker teken dat zij part noch deel hebben aan Gods Woord. Dat zij nimmer gesmaakt hebben de zoetigheid die in Gods Woord is, en dat zij geen ware en oprechte liefde tot God en Zijn Woord hebben.

Het is een waar spreekwoord: „Die de koning liefheeft, heeft ook zijn wet lief.” Ik mag zeggen: Hij die God liefheeft, zal ook Zijn Wet liefhebben. Dat is niets anders dan Zijn beeld en afbeelding, Zijn uiterste wil en verbond, Zijn gezegende en genadige liefdestekenen.

Edmund Calamy,
predikant te Londen

(”De ark van de vromen”, 1658)