Wind van de Geest verandert van richting
Lang was het: ”Van de West naar de rest.” Maar inmiddels woont het grootste deel van de ongeveer 3 miljard christenen zuidelijker. De windrichting van de Geest is niet onveranderlijk.
De Heilige Geest gebruikt alledaagse omstandigheden om tot geloof in God en Christus te brengen. Het ‘gewone’ leven is een belangrijk voertuig voor de verbreiding van het Evangelie. Het gaat mee met de vluchtelingenstroom uit Jeruzalem. Logistieke mogelijkheden van het Romeinse rijk geven de richting aan. Handelsroutes spelen in de begintijd een belangrijke rol. Dat geldt veel eeuwen later ook voor het Westen, als het de zeeën bevaart en de wereldhandel tot bloei komt. De verbreiding van het Evangelie krijgt dan een belangrijke impuls. Ook het gereformeerde Nederland doet mee. Onder het bewind van de Heren XVII, het centrale bestuur van de Vereenigde Oostindische Compagnie, sticht men koloniën en neemt men de kerk mee. Gebiedsuitbreiding van land en kerk is de bedding waardoor Gods koninkrijk komt.
Maar ook buiten deze kaders waait de Geest. Hij zendt John Eliot (1604-1690), een unieke en eigenzinnige Engelse gereformeerde, naar de Indianen. John doet voorbeeldig werk. Hij vertaalt de Bijbel en evangeliseert onder de indianen. Elders in Europa gebeurt dit collectiever. De hernhutters gaan met hun bagagekisten de wereld over om te getuigen van hun Zaligmaker. Daarna de Carey’s (1761-1834) en de Taylors (1832-1905). Zij bewegen velen tot de verkondiging van het Evangelie. Ze zien mogelijkheden die hun kerken niet zien. En langzamerhand laat de Heilige Geest, in de bedding van allerlei nieuwe (mens)wetenschappen, het besef ontwaken dat Bijbelvertaling geen bijzaak is, maar een krachtig en noodzakelijk instrument tot verbreiding van het Evangelie.
Neergang
In de 20e eeuw doen zich krachtige verschuivingen in de verhoudingen voor. Zolang het Westen over de koloniën nog enigszins gezag heeft en er nog wederzijdse belangen zijn, bijvoorbeeld in Indonesië, Afrika en Latijns-Amerika, maakt de verbreiding van het Evangelie via die route nog enige voortgang. Maar na twee wereldoorlogen worden de panelen verschoven. Volken emanciperen. Machtsverhoudingen veranderen. Verbindingen tussen kerk en staat (rooms-katholiek of protestant) vallen weg. De toegang van het Westen tot veel oosterse en zuidelijke landen wordt moeilijk en soms zelfs onmogelijk. Het statische beeld van de wereld met zijn volken onder leiding van het Westen valt uit elkaar.
Dan is ook de tijd van ”Kingdom Mission” voorbij. Gebreken kleven de wereldwijde kerk aan. Ook de voeten van de westerse landen blijken van leem. In handen van christenen liggen de verbroken idealen van grootse plannen en oecumenische relaties. Geen machtig mondiaal instituut, zoiets als de Wereldraad van Kerken, dat het vaandel van Christus hooghoudt. Nog enkele magere, inhoudsloze correspondentiebanden. Koloniale schuld en morele achteruitgang bezoedelen de christelijkheid van de westerse naties.
Kleine groepjes
Toch, de Heilige Geest doorbreekt de beperktheid van mensen. De wind van de Geest waait om de verwaterde en geestelijk verarmde westerse kerk heen. Ook anno 2022 zijn er zondaren die het Evangelie aannemen. Wonderlijk genoeg groeit de kerk op het zuidelijk halfrond. Op veel plaatsen in de wereld zijn er huisgemeenten, zonder gebouw en zonder een betaalde voorganger. Alleen Bijbels onderwijs, gegeven door de oudsten, door oplegging van de handen verkoren. Kleine groepjes komen samen onder een golfplatendak, in een bamboewoning of bij een rivier, voor de bediening van Woord en sacrament. Geen landelijke curatoria die mensen die predikant willen worden wel of niet toelaten. Geen formele aanstellingen met een salaris. Geen diepgaande theologische opleidingen. Wel is er vraag naar praktisch-theologisch onderwijs. En er is geloof in de Opgestane, en dat Hij spoedig zal terugkomen. Velen bezitten een enkele Bijbel of een Bijbelgedeelte en een eenvoudige catechismus of geloofsbelijdenis. Maar toch blijken die vruchtbaar in de verbreiding van het Evangelie in het achterland van Papoea-Nieuw-Guinea, Afrika, Thailand, Cambodja, Zuidoost-Azië en Latijns-Amerika. Want de liefde tot God en de hoop op het eeuwige leven vormen een sterke drijfveer.
Diversiteit
De wind van de Geest verandert van richting. Zij waait lager en lokaler. De wereld is niet meer te verdelen in grote categorieën van kerken: rooms-katholiek, protestants, oosters-orthodox en evangelisch. Ze is ook niet meer te verdelen in christelijke en niet-christelijke naties. De Geest vraagt van de westerse kerk om te leren omgaan met diversiteit die het gevolg is van meer dan 45.000 denominaties. De mozaïekstukjes liggen verspreid over de aarde. Dogmatieken worden dunner.
Christenen van nu hebben de geestesgave van het onderscheid maken tussen hoofd- en bijzaken nodig; cultuur blijkt namelijk veel ingewikkelder dan gedacht. Zij hebben vooral de liefde nodig om de ander niet te zien als ”target”, als doel, maar als schepsel van God, geschapen om Hem te kennen. Zij hebben het geloof in de Geest nodig dat er toch één kerk is en dat je elkaar in verscheidenheid nodig hebt om de liefde van Christus beter te leren kennen en begrijpen.
Oliebronnen
De oliebronnen van de Heilige Geest drogen nooit uit. De Geest wijst op een wenkende toekomst: het komende eeuwige Koninkrijk van God, en schept een nieuwe wereld. Daarom: kijk verder, zie hoger. Onderwijs elkaar in het luisteren naar de Heilige Schrift en houd elkaar vast in het zoeken naar een christelijke levenswandel. Als autochtoon of allochtoon, met of zonder verblijfsvergunning. Zowel vrome, op jezelf gerichte kerkelijke ambities als seculiere idealen zijn ijdelheid, leegte.
Augustinus
Zoek de verbinding in het kennen van Christus en steun elkaar in het evangeliseren onder de onbereikten, dichtbij en verder weg. Help met je gaven, maar kom los van het van-hoog-naar-laag-principe: jezelf zien als de gever en de anderen als de gevondenen, jij de expert en zij de leken, jij de bezitter en zij de armen. Gods genade maakt alle burgers van het Koninkrijk gelijk. „Christus is maar met één doel gekomen”, schrijft Augustinus aan de jonge catecheet Deogratias: „De mens moest inzien hoeveel God hem liefheeft en door dat inzicht niet alleen ontvlammen in liefde voor Hem die hem het eerst liefhad, maar ook zijn naaste liefhebben.” Aan de bron ervan staat die ene Pinkstergeest. O Geest, doorwaai mijn hof!
De auteur is missioloog, docent godsdienst en (associate) lector voor de stichting Protestants Centrum Godsdienstig Vormingsonderwijs (PC-GVO) in samenwerking met het onderzoekscentrum van Driestar educatief.