Hedendaagse koe is een watje geworden
De Nederlandse koe, varken en kip kunnen steeds minder hebben als het om ’gewone’ ziekten gaat. Met een hogere natuurlijke weerstand moet de veestapel volgens het InnovatieNetwerk Groene Ruimte en Agrocluster beter zijn opgewassen tegen bacteriën en virussen.
De dieren kunnen dan gemakkelijker in de wei worden gehouden, zoals de maatschappij graag wil. Veel koeien, varkens en kippen zijn min of meer kasplantjes geworden. Ze leven in een afgeschermde kunstmatige omgeving om te voorkomen dat ze met infecties in aanraking komen. Zo blijven bijvoorbeeld veel leghennen hun hele kippenleventje binnen. Ze hebben dan geen contact met wilde vogels, waardoor de kans op besmetting met het vogelpestvirus aanzienlijk wordt verkleind.
Dat een koe geen koudje meer mag oplopen, is volgens de onderzoekers niet goed voor het vee zelf en voor de sector. Door de strenge hygiëne en het gebruik van antibiotica verzwakken de veehouders de weerstand van de dieren. Het netwerk waarschuwt zelfs dat het vee straks zo weinig natuurlijke weerstand zal hebben dat het niet meer is opgewassen tegen normale ’alledaagse’ ziekten.
In het rapport ”Naar een veestapel met meer natuurlijke weerstand”, dat donderdagochtend aan minister Veerman van Landbouw is overhandigd, pleit het innovatienetwerk daarom voor een „robuuster” veestapel die tegen een stootje kan. Met meer weerstand zullen dieren minder gevoelig zijn voor ziekten. Ook kunnen de dieren dan beter worden gehouden onder natuurlijke omstandigheden, „hetgeen de maatschappelijke acceptatie van de veehouderij ten goede komt.”
De veestapel kan in stappen beter worden bewapend tegen relatief onschuldige virussen en bacteriën. Via genetische selectie en minder kunstmatige leefomstandigheden moet het afweersysteem van de dieren krachtiger worden. De onderzoekers vinden dat daarbij vooral de natuur haar werk moet doen. „Hygiëne moet dus niet altijd en overal. Ziek zijn moet mogen wanneer dit afweerversterkend werkt en niet gepaard gaat met onaanvaardbaar lijden.”