Excuses Engelse kerk voor Jodenvervolging
Engeland was het eerste land ter wereld waar Joden een herkenningsteken moesten dragen. Het was ook het eerste land dat zijn hele Joodse bevolking verdreef. De Anglicaanse Kerk bood zondag haar excuses aan voor deze „beschamende acties.”
De anti-Joodse maatregelen in Engeland werden afgekondigd tijdens de Synode van Oxford in 1222, nu 800 jaar geleden. In Christ Church Cathedral in Oxford vond zondag een herdenkingsdienst plaats, die werd bijgewoond door onder anderen de Britse opperrabbijn Ephraim Mirvis en afgevaardigden van de Anglicaanse Kerk en de Rooms-Katholieke Kerk. De bijeenkomst stond in het teken van schuldbelijdenis, verzoening en hernieuwde samenwerking.
De Kerk van Engeland publiceerde eerder, in 2019, een document waarin ze uitsprak dat de houding van christenen de eeuwen door een „vruchtbare voedingsbodem voor moorddadig antisemitisme” vormde.
Teken van schaamte
De Synode van Oxford was de grote aanjager van dit antisemitisme. Op de agenda van de kerkvergadering, voorgezeten door de aartsbisschop van Canterbury, Stephen Langton, stonden de anti-Joodse maatregelen die paus Honorius III in 1215 op het Vierde Lateraans Concilie in Rome had afgekondigd. Joden in heel christelijk Europa mochten geen openbaar ambt bekleden, christenen in dienst nemen, kerken binnengaan en met christenen eten of drinken. De pauselijke bul eiste ook dat ze voortaan in het openbaar een merkteken zouden dragen, waardoor ze als Joden herkenbaar waren – zoiets als later de gele Davidsster in nazi-Duitsland.
De 11-jarige koning van Engeland, Hendrik III, was in maart 1218 de eerste Europese monarch die de Joden het ”teken van schaamte” verplichtte, waarbij hij bevel gaf dat „alle Joden, waar ze ook lopen of rijden, in of buiten de stad, op hun borst, op hun bovenkleding, twee witte onderscheidingstekens moeten hebben, gemaakt van linnen doek of perkament, zodat Joden op deze manier duidelijk van christenen kunnen worden onderscheiden.”
Brandstapel
Het anti-Joodse sentiment nam in die tijd in veel landen toe, mede door de kruistochten naar het Heilige Land. In juni 1221 vielen kruisvaarders de Joodse wijk in Erfurt in Duitsland binnen, maakten twee synagogen met de grond gelijk en doodden 26 Joden. Op 17 april 1222, minder dan twee maanden voor de synodebijeenkomst, werd de geestelijke Robert van Reading op de brandstapel in Oxford verbrand omdat hij zich tot het jodendom had bekeerd. Hij wilde met een Joodse vrouw trouwen.
De beslissingen van de Synode van Oxford hadden op de langere termijn grote gevolgen voor de Joden. Zo mochten ze geen nieuwe synagogen meer bouwen, met christenen omgaan of openbare ambten bekleden. De synodedecreten van 1222 vormden dus een „gevaarlijk uitgangspunt” voor latere officiële anti-Joodse maatregelen in Engeland, stelt de Britse historicus Rebecca Abrams. „Naarmate de dertiende eeuw vorderde, werden deze maatregelen door kerk en kroon met toenemende vastberadenheid toegepast. Religieuze vijandigheid jegens Joden in het algemeen en wrok jegens Joodse geldschieters in het bijzonder, kwamen tot uiting in beschuldigingen, executies en gewelddadige aanvallen op Joodse gemeenschappen.”
Zo mochten Joden in Engeland vanaf 1275 geen eigendommen meer hebben of geld lenen. In de jaren 1278 en 1279 werden 269 Joden geëxecuteerd. In juli 1290 beval koning Edward de massale uitzetting van wat er nog over was van de eens zo bloeiende Joodse gemeenschap in Engeland. Dat jaar ontvluchtten de laatste 3000 Engelse Joden het land.
Abrams: „De synode van 1222 volgde misschien bevelen van de paus in Rome op, maar het model van anti-Joodse wetgeving dat daarop volgde, zou worden geëxporteerd naar andere Europese landen. Het was een van Engelands meest beschamende exportproducten.”