Koninklijk Huis

De ontpruising van een prins

Het jaar 1976 is in het leven van prins Bernhard niet die ravijnachtige breuk geweest die loopt tussen een buitengewoon interessant en succesvol leven en de staat van afdanking daarna. Hij kwam na de crisis tevoorschijn als een sterkere persoonlijkheid. De prins raakte op een hardhandige, maar heilzame wijze met het Nederlandse bestaan verzoend. Harry van Wijnen: „Ik denk dat prins Bernhard toen pas zijn inburgering voltooide.”

Marie van Beijnum
16 December 2004 08:06Gewijzigd op 14 November 2020 02:00

Aan de vooravond van de bijzetting van prins Bernhard -met groot militair vertoon- in de Nieuwe Kerk te Delft laat Van Wijnen zijn gedachten gaan over prins Bernhard, met wie hij sinds 1976 regelmatig „praatte” als hij voor onderzoek op Paleis Soestdijk was. Harry van Wijnen is een bekend publicist, oud-redacteur van onder andere NRC Handelsblad. Van 1996 tot 1998 fungeerde hij als buitengewoon hoogleraar in de geschiedenis van de pers aan de Erasmus Universiteit. Over de monarchie schreef hij ”De Prins-gemaal. Vogelvrij en gekooid”, ”De pers en het geheim van Noordeinde” en ”De macht van de kroon”. Van Wijnen typeert de man die van 1948 tot 1980 officieel de Prins der Nederlanden was als „een aangename gesprekspartner”, zonder de diepgang van die andere prins-gemaal, Claus.

„De betekenis van prins Bernhard is relatief negatief geweest”, stelt Van Wijnen, terwijl hij een teugje neemt van zijn espresso, in zijn riante appartement in hartje Amsterdam. „Hij heeft in staatsrechtelijk opzicht voor heel veel problemen gezorgd. Dat komt doordat hij van meet af aan niet vertrouwd is gemaakt met de staatsrechtelijke bewegingsruimte zoals die in Nederland geldt. Dat is volkomen onze schuld. Zijn inburgeringsscholing was opgezet met een eenzijdige oriëntatie op het bedrijfsleven en de krijgsmacht. Er kwam geen woord staatsrechtelijke vorming aan te pas. Het was alsof Colijn, die daar de laatste verantwoordelijke premier voor was, meende dat dat vanzelf zou gaan, als je maar eenmaal lid van de Raad van State was.

Werkelijk niemand heeft zich het hoofd erover gebroken wat de gevolgen zouden zijn als de prins niet onmiddellijk streng zou worden gedisciplineerd, om te voorkomen dat hij het systeem in moeilijkheden zou brengen, of zichzelf.”

In zijn element

Pas in een later stadium wreekte zich de nalatigheid der poldergeesten. Niet meteen, want bij de aankomst van de prins in Nederland brak vrij snel de Tweede Wereldoorlog uit. Prins Bernhard week uit naar Londen.

„In de omstandigheden van de oorlog gebruikte hij al zijn energie voor de taken die hij daar kreeg. Hij werd adviseur en vertrouwensman van zijn schoonmoeder, koningin Wilhelmina. Nadat hij het wantrouwen van de Britten wist weg te nemen, functioneerde Bernhard als een ”trait d’union”, een verbindingsman, tussen belangrijke Engelse militairen en politici en was hij bemiddelaar tussen de Nederlandse regering in ballingschap en de Engelse inlichtingendienst.

Vier jaar lang kon hij ongebreideld zijn gang gaan. De prins was daar in zijn element. De oorlogsomstandigheden prikkelden hem in zijn kwaliteiten en brachten zijn talenten aan het licht. Hij zette een internationaal netwerk uit, waar hij na de oorlog profijt van had. Daar heeft Nederland na de oorlog ook weer profijt van gehad.”

Na de oorlog wist de prins tal van deuren te openen bij mensen die voor gewone stervelingen niet te bereiken waren. Hij was vaardig in het sociale verkeer en iemand die mensen gemakkelijk liet ontdooien, tot zelfs de meest stramme figuren toe. Men vond hem zeer benaderbaar en ook wel ontwapenend. Hij had een aantal aardige menselijke eigenschappen die je niet altijd verwacht van iemand die lid van het Koninklijk Huis was, aldus Van Wijnen.

Gevaar

„De mensen die hij in Londen leerde kennen, kwamen na de oorlog op belangrijke posten terecht. Zodoende had de prins een entree in de Amerikaanse regering en in kringen van wat later de NAVO ging heten. In Londen genoot de prins vier jaar lang een onbeperkte vrijheid. Als je een zo lange periode zo vrij bent, ben je ook echt een vrije vogel. Dat werd na de oorlog onmiddellijk onderkend als een mogelijk probleem. De prins moest worden ingepast in democratische organisatieschema’s en dat bezorgde de regering hoofdbrekens.

De Koningin wilde hem bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten maken, maar daar waren de geallieerden tegen. Die beseften wat de gevolgen daarvan zouden zijn: iemand met een dubbele persoonlijkheid, die enerzijds koninklijk was en anderzijds een burger. Het gevaar was dat de prins weigerde zich te onderwerpen aan collectieve besluiten op grond van zijn lidmaatschap van het Koninklijk Huis. Eisenhower voorzag dat en bepaalde dat Bernhard geen bevelhebber van de Nederlandse strijdkrachten mocht worden in de effectieve zin.”

Daarom werd voor de prins de functie bedacht van eerste inspecteur-generaal van de Nederlandse landmacht. Later kwamen die van de luchtmacht en marine er bij. Ten slotte werd hij inspecteur-generaal van de gehele krijgsmacht. „Het was wel een functie die onder het plafond van de ministeriële verantwoordelijkheid was gebracht. De prins was dus gewoon een hoge ambtenaar die verantwoording schuldig was aan de minister van Oorlog (later Defensie). Als de minister van Oorlog de prins strakker aan het lijntje had gehad, zou het nooit tot de Lockheed-affaire van 1976 zijn gekomen.”

Anarchistisch

Juist de minister van Oorlog ir. C. Staf (bewindsman van 1951 tot 1959) gaf de prins zoveel vrijheid als maar denkbaar was, vertelt Van Wijnen. In de jaren ’50 kon Bernhard zijn „anarchistische natuur” uitleven zonder dat zijn directe chef, de minister van Oorlog, hem spiegelde aan de grenzen van zijn staatsrechtelijke ruimte. Erger nog, de minister van Defensie keek de prins naar de ogen.

„Alles wat Bernhard deed, was welgedaan. Hij werd niet gecorrigeerd. Er was nooit een minister die bedenkingen uitte. Men bewonderde hem mateloos. Als bewondering het uitgangspunt is van een verhouding, kun je moeilijk verwachten dat die ministers hun argwaan desgewenst kunnen omzetten in reglementaire maatregelen. Met name de minister van Oorlog dekte de prins af. Dat is de basis geworden van de expansie van de prinselijke vrijheden van de jaren ’60. De prins loopt dan af en toe vast in contacten. Maar is hij dan al zo ver doorgeschoten in zijn vrijheid dat hij de gevaren niet meer ziet. Dat heeft hij moeten erkennen en dat heeft hij ook gedaan en voorzien van een spijtbetuiging. Uiteindelijk wist de prins dat hij op te glad ijs was gekomen.”

De prins hoefde nooit daadwerkelijk mee te doen met slechteriken, nuanceert Van Wijnen. „Hij hoefde slechts in bepaalde omstandigheden een deur voor mensen open te doen. Dat was voor mensen die een entree krijgen buitengewoon belangrijk. In die wereld gaat het er vaak om binnen te komen in bolwerken die betrekkelijk gesloten opereren. De prins heeft zich heel vaak op de hem bekende wijze dienstbaar gemaakt aan het bijeenbrengen van mensen, zonder te beseffen dat daar misschien wel eens een rotte appel in de mand zat.”

Onbetamelijk

In het onderzoek van de commissie-Donner (ook de Commissie van Drie genoemd) in 1976 bleek dat er in het netwerk van de prins onbetamelijke relaties waren binnengeslopen. Dat had kunnen worden voorkomen als de ministers de prins hadden teruggefloten. Van Wijnen: „Van de prins kan niet worden gezegd dat hij onbetamelijke activiteiten ontplooide, wel dat hij onbetamelijke relaties had die hem gebruikten om hun eigen voordelen te bewerkstelligen. Daar had Bernhard zich nooit voor moeten lenen, maar dat gebeurde gewoon, vanwege zijn aardige natuur, zijn makkelijke omgang met mensen en zijn relatieve naïviteit. De prins besefte vaak niet eens dat hij werd ingesponnen in een belangenlobby.”

Natuurlijk rees er bij deze of gene wel eens twijfel over de handel en wandel van de prins. „Maar niemand kon er precies achter komen. En wilden ze met die man praten, dan was hij weg.”

Bovendien had Bernhard net altijd iets betere relaties dan de ministers. „Hij had iets heel aparts. Een persoonlijkheid als van die man kom je niet vaak tegen. Hij had uitstraling, stelde mensen op hun gemak, maakte hen vrolijk en had belangstelling. Dat gaf status aan de omgeving waar hij zich liet zien. Bernhard heeft menigmaal heel eenvoudige dingen gedaan waar hij wonderen mee verrichtte. Als hij wist dat iemand moeilijkheden had, ging hij bellen. Een zeer belangrijk middel om je reputatie voor eens en voor altijd vast te leggen, is op iemands verjaardag altijd bellen. De prins belde dagelijks wel twee of drie mensen die jarig waren. Hij sloeg nooit over. Bij al die mensen die hij belde, kon hij natuurlijk geen kwaad meer doen.”

Daarbij was de prins trouw en loyaal in zijn vriendschappen, vervolgt Van Wijnen. Tot en met communisten toe. „Als anticommunist van het zuiverste water had hij de beste contacten met een aantal communisten. Dat kan alleen worden verklaard vanuit de illegaliteit, waar deze mensen uit voortkwamen. In de Lockheed-affaire heeft de CPN geen kritische rol gespeeld, maar juist geprobeerd de zaak te matigen en af te schermen. De prins was oersterk in het onderhouden van zijn persoonlijke betrekkingen, en de mensen die hij zijn vrienden noemde zijn dat geweest van 1944 tot 2004. Tot op de laatste dag is de prins in allerlei vormen van menselijk contact actief gebleven.”

Straf

Van Wijnen bracht aan het licht hoe Nederland in 1973 leed onder de olieboycot en achter in de rij stond voor olie uit het enige land dat nog vrij exporteerde, Iran. Prins Bernhard kende de sjah en schreef een briefje voor minister van Economische Zaken Lubbers om een ingang te vinden in Teheran. Diezelfde Lubbers behoorde tot de ministers die er in 1976 aan meewerkten dat prins Bernhard een forse stap terug moest doen. „Hij had nog maar kort ervoor optimaal gebruikgemaakt van de lobbykwaliteiten van de prins. Dergelijke briefjes van de prins liet ik begin jaren ’90 aan Lubbers zien. Hij werd daar toen als minister-president pijnlijk aan herinnerd. Het bleek intussen zonneklaar dat het kabinet actief gebruik had gemaakt van prins Bernhard, zonder dat diens diensten door datzelfde kabinet werden verdisconteerd in de strafmaat van 1976. Dat kon alleen doordat het kabinet afstand tot het verleden schiep door zichzelf te isoleren van het voorgaande en de indruk te wekken dat het daar niets mee te maken hadden. Het waren altijd de voorgangers geweest die de prins te veel vrijheid hadden gegeven.”

Op zich is de prins in 1976 niet eens zwaar gestraft. Hij werd vrijgesteld van strafvervolging en mocht zijn uniform niet meer dragen. „Zou Bernhard zelf hebben gestaan op strafvervolging, dan was hij vermoedelijk vrijgesproken, want de staat zou het bewijs van zijn omkoping niet hebben kunnen leveren. De regering wilde echter geen strafvervolging instellen. Dat zou een enorme psychologische impact hebben gehad en een klap zijn geweest voor het Koninklijk Huis. Men wilde de staatsvorm op geen enkele wijze schade berokkenen.

Toch zou het in het belang van Bernhard zijn geweest als het tot een gewone strafzaak was gekomen en hij zou zijn vrijgesproken. Nu ging het voor het kabinet van een leien dakje. De zaak werd besproken tussen regering en staatshoofd en daar kwam de prins, als echtgenoot van de Koningin, niet aan te pas.”

Herstel

In het jaar 1976 moest de prins eerst bekomen van de schrik. Hoewel verdoofd, wist hij zich opmerkelijk snel te herstellen van de klap. In 1978 deed hij alweer allerlei dingen die hij voordien ook deed. Het kabinet kwam hem tegemoet. Hij mocht in 1980 zijn uniform weer dragen, wat hij overigens weigerde.

Hij was bij zijn overlijden overal weer als de oude Bernhard aanvaard, stelt Van Wijnen. „De militairen van toen stonden om zijn sterfbed. Tal van rouwadvertenties bezongen de lof op zijn historische verdiensten. De jonge voorzitters van de fracties huldigden hem en deden daarin niet onder voor Van der Vlies. Ze hebben simpelweg uitgesproken wat zij gevoelsmatig van die man vinden. Er is dus een volkomen verandering van oordeel gekomen.

Het jaar 1976 is dan wel een breuk in het leven van de prins geweest, maar is niet een ravijnachtige breuk die loopt tussen een buitengewoon interessant en succesvol leven en de staat van afdanking daarna. Hij is uit de tijdelijke afdanking tevoorschijn gekomen als een sterkere persoonlijkheid. Daarna kreeg hij bijvoorbeeld nieuwe gedachten over het jagen. Hij zette het geweer aan de kant en jaagde alleen nog met zijn camera. De prins is zijn eigen bestaan na zijn 65e sterk gaan relativeren.”

De afstand die hij na de breuk van uniformen is gaan nemen, hangt ook samen met een minder militaristische opvatting dan voorheen. „Het was alsof hij minder een Pruis was, hij was ontpruist. De prins raakte op een hardhandige maar heilzame manier met het Nederlandse bestaan verzoend. Toen pas voltooide hij zijn vernederlandsing en inburgering, hoewel hij zijn eigenaardige accent behield. Hij was tot het inzicht gekomen dat hij zich voor die tijd tot zijn eigen nadeel schuldig had gemaakt aan grote onverschilligheid jegens het staatkundige systeem.

Zijn gebrek aan kennis van elementaire staatsrechtelijke regels dat hem opbrak, is hem door die afstraffing ingescherpt. Hij wist nu in ieder geval wat zijn plaats was. Tegenover de Commissie van Drie wekte hij nog de indruk dat hij boven de wet stond en onaantastbaar was. Maar door die afstraffing werd de prins voor het eerst met beide benen op de grond geplaatst en hij bleek daarna zowaar te kunnen voortbestaan. Dat kun je alleen maar als je je verzoent met je plaats.”

Ambassadeur

Van Wijnen toont zich positief vooringenomen tegenover prins Bernhard als hij tot een historisch oordeel moet komen. „Hij heeft absoluut aantoonbare grote verdiensten gehad voor de economische zaak van Nederland. Een tweede punt is dat hij een immense populariteit heeft gekregen in een groot aantal maatschappelijke gebieden, met name in de krijgsmacht; zowel soldaat als officier beschouwen hem letterlijk als een heilige. Hij heeft een geweldige onwetendheid en onverschilligheid gedemonstreerd in zijn staatsrechtelijke bestaan. In vergelijking met zijn schoonzoon Claus heeft hij absoluut geen onberispelijk constitutioneel bestaan geleid. Zijn karakter voorzag niet in aanpassing aan het systeem waarin hij moest optreden. Daarbuiten strekken veel dingen ten gunste van de prins, zoals de instandhouding van al die persoonlijke relaties en hun nabestaanden uit de ex-illegaliteit van de Tweede Wereldoorlog.”

Ten slotte is de prins voor Nederland in het buitenland een hoogst interessante figuur geweest. „Veel interessanter dan Mountbatten in Engeland. Die was altijd omgeven door ruzies, eigenaardige brutaliteiten en neerbuigendheid tegenover gewone mensen, waar Bernhard tegenover allerlei mensen, van hoog tot laag, altijd een groot respect in acht heeft genomen. Hij was, kortom, een heel goede ambassadeur van de goede manieren.”

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer