Buitenland

VN–hof: Klacht tegen NAVO–bombardementen niet–ontvankelijk

De klacht die Joegoslavië in april 1999 indiende tegen Nederland en een tiental andere NAVO–landen, is niet–ontvankelijk. Dit heeft het Internationaal Gerechtshof (ICJ) unaniem besloten. Dit zei ICJ–president Shi woensdag bij het voorlezen van de uitspraak in het Vredespaleis.

ANP
15 December 2004 22:06Gewijzigd op 14 November 2020 02:00

Belgrado probeerde in de lente van 1999 in een soort internationaal kort geding de NAVO–bombardementen op Joegoslavië te stoppen. Dat mislukte in juni 1999. Met de uitspraak van woensdag is ook de bodemprocedure van de baan, waarbij Servië–Montenegro een schadevergoeding eiste.

De klacht is niet–ontvankelijk verklaard omdat Joegoslavië in 1999 volgens het ICJ geen VN–lid was. Dat probleem is pas na de val van Milosevic in 2000 geregeld. Daardoor was Joegoslavië ook geen partij bij het Statuut van het Internationaal Gerechtshof en kon het dus ook geen zaak aanhangig maken.

In sommige gevallen kunnen ook staten die geen partij zijn bij het ICJ–statuut, toch het hof inschakelen op basis van oude internationale verdragen. Nederland sloot tussen de wereldoorlogen een verdrag met het toenmalige Koninkrijk Joegoslavië over vreedzame geschillenbeslechting. Om juridisch–technische redenen is dat verdrag echter in de zaak van de NAVO–bombardementen niet toepasbaar, aldus het hof.

Nadat het oude, grote Joegoslavië – de Socialistische Federatieve Republiek Joegoslavië (SFRJ) – begin jaren negentig uiteen was gevallen, richtten Servië en Montenegro in 1992 de Federatieve Republiek Joegoslavië (FRJ) op. De FRJ claimde de rechtsopvolger van de SFRJ te zijn en het VN–lidmaatschap van het oude Joegoslavië voort te zetten. In New York werd dat niet zomaar aanvaard: De FRJ moest van de VN opnieuw het lidmaatschap aanvragen, maar Belgrado weigerde dat onder Milosevic. Voor het VN–gebouw bleef de SFRJ–vlag wapperen. De vertegenwoordiger van het Milosevic–bewind was gewoon aanwezig, maar mocht niet naar de Algemene Vergadering.

Milosevic’ opvolger Kostunica koos in oktober 2000 voor de toelatingsprocedure voor nieuwe VN–leden. Het hof leidt hieruit af dat de FRJ in de tussentijd geen VN–lid was.

De Nederlandse rechter bij het ICJ, prof. P. Kooijmans, en zes van zijn collega’s zijn het „diep oneens" met die redenering van de meerderheid van hun collega’s. Dit blijkt uit een schriftelijke verklaring die zij bij de uitspraak hebben gevoegd.

Volgens de zeven rechters is het geenszins duidelijk dat Joegoslavië tussen 1992 en 2000 geen VN–lid was. Daarnaast vinden zij die conclusie in tegenspraak met de uitspraak dat Joegoslavië wel degelijk voor het hof moet verschijnen in de genocidezaak die Bosnië in 1993 heeft aangespannen tegen Joegoslavië.

Het zevental komt overigens ook tot de conclusie dat de NAVO–klacht niet–ontvankelijk is, maar dan om andere redenen.

Naast Kooijmans hebben zijn collega’s uit de VS, Frankrijk, Groot–Brittannië, Egypte, Jordanië en Madagaskar de verklaring getekend. De groep van zeven maakt bijna de helft uit van de zestien rechters op de zaak.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer