Japanners tegen Noord-Korea: Geef onze kinderen terug
Als Akihiro en Kayoko Arimoto de deur openen, zit de 46-jarige Megumi Yao op haar knieën op de grond. Ze buigt zo diep naar voren dat haar voorhoofd de grond aanraakt. Tranen stromen over haar wangen als ze het echtpaar Arimoto om vergiffenis vraagt. Negentien jaar geleden ontvoerde Yao hun destijds 25-jarige dochter Keiko naar Noord-Korea. Sindsdien is Keiko spoorloos verdwenen. De schokkende getuigenis van Yao brengt daar nu mogelijk verandering in.
Keiko Arimoto is een van ten minste elf Japanners die ontvoerd zijn door Noord-Koreaanse agenten. Noord-Korea heeft nooit toegegeven dat het betrokken is geweest bij de ontvoeringen. Het land weigert zelfs hierover te praten met Japan. De twee landen hebben geen diplomatieke betrekkingen. Normalisatie is onmogelijk vanwege het probleem van de spoorloos verdwenen Japanners. Sinds oktober 2000 zijn de gesprekken bevroren.
Ondanks de heftige ontkenningen van Noord-Korea is er de afgelopen jaren steeds meer informatie vrijgekomen over de ontvoeringen. Veel van de oorspronkelijke informatie kwam van de in 1993 naar Zuid-Korea gevluchte Noord-Koreaanse agent Ahn Myong Jin en de in 1987 door Zuid-Korea gearresteerde agent Kim Hyun Hee. In november van dat jaar was zij een van twee Noord-Koreaanse agenten die een bom plaatsten aan boord van een toestel van Korean Airlines. De bomaanslag koste alle 120 inzittenden het leven.
Kim en haar collega deden zich voor als Japanners. Zij hadden een geldig Japans paspoort. Het was niet de eerste keer dat er Japanse paspoorten werden gebruikt door Noord-Koreaanse agenten. In 1985 arresteerde Zuid-Korea een Noord-Koreaanse agent die het paspoort gebruikte van een in 1980 ontvoerde Japanner.
Sommigen van de ontvoerde Japanners zouden lesgeven aan de Politieke Militaire Academie Kim Jong Il in Noord-Korea. Daar leren Noord-Koreaanse agenten Japanse gebruiken en de Japanse taal, zodat zij zich kunnen voordoen als Japanners.
Ondanks diverse aanwijzingen -een foto van Keiko Arimoto en een kaart als bewijs dat zij in Noord-Korea verbleef- was er tot nu toe nooit een Japanse ooggetuige van de ontvoeringen naar buiten getreden. De Japanse overheid gebruikte dit als excuus om niets te doen. Jarenlang smeekten de ouders van de ontvoerde Japanners het Japanse ministerie van Buitenlandse Zaken om ervoor te zorgen dat ze hun kinderen terug zouden krijgen, maar de ambtenaren legden uit dat zij niets konden doen. Er waren immers geen diplomatieke betrekkingen, vertelden zij de ouders, en ze hadden geen bewijs.
Afgelopen maand maakte Megumi Yao een eind aan het gedraai van de Japanse overheid. Yao sprak als getuige tijdens een rechtszaak tegen Emiko Akagi (46). Akagi is de echtgenote van een vliegtuigkaper van het voormalige Japanse Rode Leger, een terroristische organisatie. In 1970 kaapte het Rode Leger een Japans lijntoestel en dwong het naar Pyongyang te vliegen. De kapers bleven er wonen en lieten later ook vrouwen overkomen met wie zij trouwden. Megumi Yao was een van hen.
Voordat Yao haar verhaal deed als getuige ontmoette zij Keiko Arimoto’s ouders en vertelde in een lang relaas hoe zij hun dochter naar Noord-Korea had gelokt.
In 1983 studeerde de stille en verlegen Keiko Engels op een taleninstituut in Londen. Ze zat daar al een jaar toen Megumi Yao ineens opdook in haar leven. Yao had haar oog op drie jonge Japanse vrouwen laten vallen, maar Keiko leek de beste kandidaat. „Ze was de enige zonder vrienden of een verhouding”, legde Yao uit.
Yao vertelde Keiko over een baan als marktonderzoeker in Noord-Korea. Keiko was enthousiast. Ze wist niets af van het land, maar het was dicht bij Japan. Deze onwetendheid zou haar opbreken. Keiko’s moeder is razend op de Japanse overheid, die de kennis van de ontvoeringen zo lang geheimhield. „Als we meer van Noord-Korea en de ontvoeringen hadden afgeweten, was dit mijn dochter niet overkomen.”
In juni 1983 vlogen de twee vrouwen naar Kopenhagen, waar ze een voormalige kaper van het Rode Leger ontmoetten en een Noord-Koreaanse agent. De dag erna vloog Keiko met de agent naar Moskou, en daarvandaan naar Pyongyang. „Ik vertelde haar dat ik haar later zou volgen”, vertelde Yao tijdens de rechtszaak afgelopen maand. „Maar ik loog tegen haar.” Keiko kon het hermetisch afgesloten land niet verlaten. Ze zat letterlijk gevangen.
Kayoko Arimoto, de moeder van Keiko, was diep geschokt toen ze eindelijk te horen kreeg hoe haar dochter was verdwenen. „Maar”, zegt ze, „ik koester geen haat tegen Yao. Zij was zelf ook een slachtoffer van het Rode Leger. En door haar getuigenis is de houding van de Japanse overheid volledig omgeslagen.”
De Arimoto’s hebben jarenlang keihard gevochten om aandacht te krijgen van de Japanse overheid. Zonder veel resultaat. „Tot nog toe deed de Japanse overheid helemaal niets. Ze kwam enkel met lege woorden.” Veel Japanse politici werkten hen zelfs tegen. „Deze politici denken alleen aan geld.”
Na Yao’s schokkende getuigenis is dat volledig veranderd. Premier Koizumi heeft reeds verscheidene uitspraken gedaan waarin hij medewerking eist van Noord-Korea. Minister van Buitenlandse Zaken Kawaguchi zei eind maart dat Japan de Noord-Koreaanse ontkenning van de ontvoering van Keiko Arimoto niet kan accepteren. Harde woorden voor een Japanse minister van Buitenlandse Zaken.
Keiko Arimoto is ook eindelijk toegevoegd aan de officiële overheidslijst van door Noord-Korea ontvoerde Japanners. Zelfs de Arimoto’s hadden dit niet voor elkaar kunnen krijgen. Het is ironisch genoeg te danken aan de ontvoerder van hun dochter.
Het geeft de Arimoto’s en hun lotgenoten hoop. Maar de tijd dringt. „Veel van de ouders zijn in de tachtig”, legt Keiko’s moeder uit. „Sommige ouders zijn al overleden, anderen zijn ziek en zwak. We hopen dat we onze kinderen terug kunnen zien terwijl we nog gezond en wel zijn.”