Geestelijke troost
Mattheüs 28:10
„Toen zei Jezus tot haar: Vreest niet, maar gaat heen en boodschapt Mijn broeders, dat zij heengaan naar Galilea en aldaar zullen zij Mij zien.”
Al hebben wij slechts een klein vonkje van genade, toch moeten wij de moed niet verliezen. Laten we God bidden, dat Hij vermeerdert hetgeen Hij begon, dat Hij ons versterkt en doet aanwassen. Totdat wij tot de volmaaktheid komen, waarvan wij nog ver verwijderd zijn.
Ofschoon het als een gebrek gezien wordt dat de vrouwen zo met vreugde en vreze bevangen zijn geweest, zo zien wij toch, hoe God ze altijd met Zijn Heilige Geest geregeerd heeft. De boodschap die zij van de engel ontvangen hebben, is niet geheel onvruchtbaar geweest.
We zien verder hoe onze Heere Jezus hen op de weg verschenen is en hen gezegd heeft: „Vreest niet, maar gaat en zegt Mijn broeders, dat zij zich allen in Galilea vergaderen en dat zij Mij daar zullen zien.” Wij zien in deze woorden nog beter hoe de Zoon van God ons langzaam tot Zich trekt, totdat wij volkomen versterkt worden, zoals dat nodig is. Het was op zich wel genoeg dat de vrouwen de boodschap van de engel gehoord hadden; want hij had bewijzen genoeg dat hij van God gezonden was, daar zijn aangezicht gelijk de bliksem was. Het is wel waar, dat de witheid van een kleed en dergelijke niet diende om de Majesteit Gods volkomen te bewijzen. Toch hadden de vrouwen een zeker getuigenis, dat een engel van de hemel met hen sprak. Dit getuigenis was genoeg.
Johannes Calvijn, predikant te Genève (”Het gepredikte Woord”, 1965)