Verrassende verhalen over Urker dienstmeisjes
Gedwongen door armoede en ruimtegebrek vertrekken in de 19e en 20e eeuw veel jonge meisjes uit Urk. Ze gaan naar Noord-Holland om, soms wel tien jaar lang, als dienstmeisje te werken. Arjan Baarssen en Lucia de Vries doen al jarenlang onderzoek naar dit stukje Urker geschiedenis.
„Al in de eerste helft van de 19e eeuw stappen meisjes op de boot naar Enkhuizen. Sommigen zijn nog maar dertien of veertien jaar oud”, vertelt Lucia de Vries, journalist en geïnteresseerd in de Urker geschiedenis. In eerste instantie gaan ze aan het werk als boerenmeid op het platteland of als bediende in Enkhuizen of Hoorn. Vanaf 1885, als er een treinverbinding komt tussen Enkhuizen en Amsterdam, vertrekken veel meisjes naar de hoofdstad.
De onderzoekers verbazen zich over het aantal meisjes dat de oversteek maakte. De Vries: „Onze zoektocht heeft al ruim 1000 meisjes opgeleverd en we vinden nog steeds nieuwe namen.” In de jaren twintig van de vorige eeuw komt deze ontwikkeling tot een hoogtepunt: meer dan de helft van de Urker meisjes schrijft zich in als dienstmeisje. De Vries: „Urker kinderen waren sowieso al gewend om op jonge leeftijd in de visverwerking of op zee mee te helpen. De jongens en meisjes moesten al vroeg bijverdienen om de vaak grote gezinnen van inkomsten te voorzien en te sparen voor een eigen toekomst. Bovendien was er op het eiland Urk veel ruimtegebrek. Oudere kinderen moesten daarom soms plaatsmaken als er een nieuwe baby kwam. En als dienstmeisje in een welvarend gezin kreeg je in elk geval genoeg te eten.”
De Vries, woonachtig in Zwolle maar Urkse van oorsprong, had zelf een oma die dienstmeisje was. Ook onderzoeker Arjan Baarssen, docent geschiedenis in het voortgezet onderwijs, heeft Urker dienstmeisjes in zijn voorgeslacht. Voor hen beiden was dat aanleiding om aan dit onderzoek te beginnen. „Het was zo’n verrassing om te ontdekken dat mijn oma niet alleen als boerenmeid in Andijk, maar ook in kinderkoloniehuizen langs de kust en bij Joodse gezinnen in Amsterdam heeft gewerkt”, zegt De Vries.
De twee onderzoekers brengen veel tijd door in archieven. De Vries: „We hebben dienstboderegisters opgezocht in alle gemeenten waarvan we vermoeden dat de meisjes daar gediend hebben. Vervolgens zijn we op zoek gegaan naar zoveel mogelijk informatie over de dienstbodes.” Vóór de zomer willen Baarssen en De Vries lesbrieven voor het onderwijs publiceren en een informatieve wandelroute in Urk aanleggen, om nog meer aandacht te geven aan dit stukje geschiedenis.
Sabbat
In het essay ”Urcker Kronieken”, waarin de onderzoekers verslag doen van hun ontdekkingen, stelt Baarssen dat orthodoxe Joden een voorkeur hadden voor protestantse dienstmeisjes. Vanaf eind 19e eeuw gaan daarom veel Urker meisjes bij Joodse families in Amsterdam werken. De christelijke bediendes konden op de sabbat namelijk gewoon hun werkzaamheden uitvoeren. Het onderzoek naar deze Joodse families is nog in volle gang. De Vries: „Als de nabestaanden van de dienstmeisjes meer willen weten, zoeken we bijvoorbeeld uit hoe het met die Joodse families in de Tweede Wereldoorlog is afgelopen. Van de gezinnen waar mijn oma dienstmeisje was, heeft maar één persoon de oorlog overleefd.” Soms komt het zelfs tot contact tussen Joodse nabestaanden en nageslacht van voormalige dienstmeisjes.
Veel Urkers zijn verrast dat er zoveel te vinden is over de geschiedenis van hun moeder, oma of overgrootmoeder. De Vries: „Ik denk dat het onderzoek een heel ander beeld van de Urker voormoeders heeft opgeleverd. De verhalen laten zien dat meisjes, net als jongens, een belangrijke bijdrage leverden aan de Urker economie.”