Vrees niet
Mattheüs 28:5
„Maar de engel antwoordende zei tot de vrouwen: Vreest gijlieden niet; want ik weet, dat gij zoekt Jezus, Die gekruisigd was.”
Onze Heere Jezus Christus is op wonderlijke wijze voor alle verrotting bewaard. Omdat Hij van de verrotting is vrij geweest, zo zijn wij nu verzekerd van de heerlijkheid der opstanding, die in Zijn Persoon gebleken is. Zo zien wij dan nu, dat de reuk van de begrafenis en van de verrijzenis van onze Heere Jezus Christus zich zo tot ons uitbreidt, dat wij daardoor levend gemaakt worden.
Wat volgt dan hieruit? Dat wij Hem niet meer in het graf zullen gaan zoeken, zoals deze vrouwen. Die zwakheid en onwetendheid is ons nu tot nut geweest, opdat wij opwaarts zullen zien omdat Hij ons daar roept en nodigt. En ook omdat Hij ons de weg gewezen heeft en ons gezegd heeft dat Hij tot het bezit van Zijn Koninkrijk is ingegaan, om ons daar plaats te bereiden (Johannes 14:2), wanneer wij Hem door het geloof daar zoeken.
Maar wij moeten ook in aanmerking nemen wat Mattheüs hierbij voegt: de Engel is verschenen, die de krijgsknechten zo verschrikt heeft dat zij als doden waren. De vrouwen hebben dergelijke schrik ook gehad, maar de engel voegt hen aanstonds de geruststelling toe: „Zoveel u aangaat, vreest niet; want gij zoekt Jezus de Gekruiste. Hij is verrezen, zoals Hij gezegd heeft.” Hier zien wij hoe de ijver en geneigdheid van deze vrouwen de Heere aangenaam is geweest, zodat hij verbetert wat Hem niet behaagt.
Johannes Calvijn, predikant te Genève
(”Het gepredikte Woord”, 1965)