Binnenland

TCI wijst verdergaan Zuiderzeelijn af

De Zuiderzeelijn (ZZL), de spoorverbinding tussen Groningen en Amsterdam, dreigt hetzelfde lot beschoren te zijn als de Betuweroute. Nut en noodzaak van de ZZL zijn niet overtuigend onderbouwd en de betrouwbaarheid van de overheid die beloften wil nakomen, lijkt zo langzamerhand de belangrijkste reden om het project door te zetten.

Redactie politiek
15 December 2004 13:04Gewijzigd op 14 November 2020 02:00

Tot deze scherpe conclusie komt de tijdelijke commissie infrastructuurprojecten (TCI) in zijn woensdag verschenen eindrapport. De onderzoekscommissie, onder leiding van PvdA’er Duivesteijn, overhandigde het resultaat van maandenlang onderzoek vanmiddag aan Tweede-Kamervoorzitter Weisglas.

Uit de reconstructie die de TCI maakte van de besluitvorming rond de ZZL „komt een beeld naar voren dat sterke gelijkenissen vertoont met het proces dat tot de Betuweroute leidde: agendering die meer het resultaat is van een sterke bestuurlijke lobby dan het gevolg van een overtuigende discussie over nut en noodzaak.”

Het rendement van de spoorlijn is mager, de impuls voor de regionale economie beperkt. Kortom: de oplossing lijkt zijn probleem kwijt te zijn, aldus de TCI. „Daaruit heeft het kabinet tot op heden nog niet de conclusie getrokken dat de gekozen oplossing een herbezinning vergt. Onverstoorbaar gaat het project verder, (…) verstoken van een nuchtere ratio.” De commissie concludeert dat de tijd niet rijp is om te besluiten verder te gaan met de ZZL.

Met name de toezeggingen van het kabinet aan de lokale overheden dat de ZZL er komt, waarmee de Tweede Kamer akkoord is gegaan, zijn niet in lijn met het zogeheten toetsingskader dat de TCI heeft uitgedacht en gepresenteerd in zijn eindrapport. Dat kader omvat concrete (wets)voorstellen, die de informatiepositie van de Kamer bij de besluitvorming over grote projecten van begin tot eind moet verbeteren.

Een van de ideeën waarmee de TCI dat hoopt te bewerkstelligen, is de oprichting van een eigen kennis- en controlebureau. „Als de Tweede Kamer zichzelf serieus neemt als medebesluitvormer en controleur bij grote projecten, ontkomt hij er naar het oordeel van de TCI niet aan om serieus werk te maken van structurele versterking van zijn eigen informatiepositie”, schrijft de commissie.

Voor de controle vanuit de Kamer op de regering is een „zelfbewuste, dualistische houding” van het parlement nodig. Zo’n houding „is niet alleen een kwestie van wil, maar ook van mogelijkheid.” Voor het vormen van tegenmacht ten opzichte van de regering is het volgens de commissie nodig dat de Kamer de informatie van de kant van het kabinet kan doorgronden en daarvoor is een apart controlebureau noodzakelijk.

De commissie stelt verder voor de bestaande Procedureregeling Grote Projecten op te waarderen. Daarnaast moet de Wet op de ruimtelijke ordening zodanig worden aangepast dat de Tweede Kamer vanaf het begin van een project zijn sturende rol kan waarmaken. Ook pleit de TCI ervoor dat de ministeries vanaf de eerste kostenramingen de risico’s van overschrijding in beeld brengen en tijdig aan de Kamer melden. Ten slotte hoort de besluitvorming over grote projecten niet van meet af aan bij het ministerie van Verkeer en Waterstaat te liggen, maar bij het ministerie van VROM, zodat naast het vervoersprobleem ook zaken als ruimtelijke ontwikkeling en milieu beter in de afweging worden betrokken.

Zie ook pag. 3: ”Politiek faalde rond Betuwelijn en hsl”.

RD.nl in uw mailbox?

Ontvang onze wekelijkse nieuwsbrief om op de hoogte te blijven.

Hebt u een taalfout gezien? Mail naar redactie@rd.nl

Home

Krant

Media

Puzzels

Meer